erloop van de onderhandelingen over het akkoord artsen-ziekenfondsen 2015 - Specialisten

ASGB-BERICHT

Lagen de onderhandelingen al moeilijk voor de huisartsen, dan was het voor de specialisten nog problematischer. De regering had een aantal besparingsmaatregelen opgelegd (reanimatie, dialyse, niet doorvoeren van de digitalisering van de mammografie)  en er was geen marge in budgetten, die nog niet besteed waren, zoals wel het geval was voor de huisartsen en er was geen indexmassa.

Bovendien bleek dat de vorige besparingen in de chronische pijnbehandeling niet voldoende waren en dat bijkomende maatregelen voor 2 miljoen nodig zijn.  En er werd vastgesteld dat als de huidige trend zich doorzet, overschrijdingen te verwachten zijn binnen de nomenclatuur orthopedie. Omdat de herziene nomenclatuur orthopedie nog niet lang in voege is, werd voorgesteld om eerst nog af te wachten tot 30 juni 2015 om te zien of bijsturingen moeten volgen.

Om  voor de specialisten te kunnen komen tot een aantal nieuwe projecten, moest er eerst geld worden gerecupereerd op andere plaatsen.

Het Kartel ASGB/GBO/MoDeS drong natuurlijk aan op herijking via een opwaardering van een aantal intellectuele acten.

Ook was er het project om stagemeesters op niet-universitaire diensten te vergoeden.

Toen dan ook nog twee voorstellen op tafel lagen in verband met de wetgeving op de transparantie en in verband met de attractiviteit van de conventie (waarover later meer), waarmee de BVAS absoluut niet akkoord ging, zaten de onderhandelingen volledig strop. De BVAS stelde toen bovendien voor om voor de specialisten helemaal geen nieuwe projecten te voorzien. Dat was dan weer voor ons niet acceptabel, want wij eisten toch enige herijkingsmaatregelen.

Ons voorstel was om o.a. geld te zoeken door het verminderen van de forfaitaire honoraria klinische biologie en radiologie bij snelle heropname.

 Positieve maatregelen

Uiteindelijk werd het overleg weer vlot getrokken op 19/12/14 met een aantal voorstellen.

Door reeds besproken maatregelen in de nomenclatuur inzake diagnostische mammografieën worden de uitgaven daar verminderd met 8,5 miljoen. Dit bedrag wordt gebruikt om de voorziene besparing door de regering in de digitalisering van de mammografieën teniet te doen en deze digitalisering dus toch door te voeren.

De honoraria voor de verstrekkingen van niet-geaccrediteerde artsen, met uitzondering van de raadplegingen en toezichthonoraria, worden verminderd met 1 %. Dit levert 6,13 miljoen op.

De forfaitaire honoraria klinische biologie en radiologie worden verminderd van 82% tot 67%, in geval van heropname binnen de tien dagen (goed voor 1,79 miljoen).

Door deze maatregelen kwam geld vrij om de volgende projecten uit te voeren:

  • zoals reeds vermeld: digitalisering van de mammografieën (8,5 miljoen)
  • testen klinische biologie (0,413 miljoen)
  • testen hematologie (1,179 miljoen)
  • herziening nomenclatuur dermatologie chronische aandoeningen en chirurgische verstrekkingen (3,85 miljoen)
  • herwaardering honoraria neuropediatrie (1,19 miljoen)
  • herwaardering raadpleging neurologie (+2€; 1,61 miljoen)
  • opheffing cumulverbod toezicht in G-dienst en kleine ingrepen (1,178 miljoen)
  • opwaarderen bezoek specialist aan een patiënt in RVT, op verzoek van de huisarts (0,316 miljoen)
  • wegwerken remgelden voor living related donoren (nier- en levertransplantatie) (0,263 miljoen).

Het hoeft waarschijnlijk geen betoog dat de laatste 5 maatregelen onder onze druk tot stand kwamen.

Vergoeding stagemeesters

In 2015 zal een reglementering worden uitgewerkt om vanaf 2016 een forfaitaire vergoeding in te voeren per begeleide ASO met een erkend stageplan in niet-universitaire ziekenhuizen, met de nodige aandacht voor kwaliteitsvereisten, samenwerking met en tussen universiteiten en transparantie bij de toewijzing van stageplaatsen.

 ALGEMENE PUNTEN

 Transparantiewet en de bevordering van de conventionering

Op zich hebben deze twee punten inhoudelijk niets met elkaar te maken, maar door een merkwaardige gang van zaken werden ze tijdens deze onderhandelingen aan elkaar verbonden.

In het kader van de transparantiewet, die in voege zou gaan op 1 juli 2015, is het afleveren van een betalingsbewijs (bewijsstuk) aan de patiënt verplicht in geval van elektronische facturatie, alsook wanneer terugbetaalde verstrekkingen samen met niet-terugbetaalde verstrekkingen aan de patiënt worden aangerekend. Dat lijkt logisch, want in het kader van Europese wetgeving wordt de patiënt gezien als consument en die heeft recht op een factuur.

In een draft voor een mogelijk akkoord van 15/12/14 stond in punt 5.2 in verband met de transparantiewet een zinsnede, die luidde:

” De NCGZ zal verder onderzoeken op welke wijze de betrokken informatie aan de ziekenfondsen kan worden meegedeeld”. En dat is minder logisch, want waarom zou een betalingsbewijs dat voor de patiënt bedoeld is ook rechtstreeks aan de mutualiteit bezorgd moeten worden? Het gaat over bedragen die door de patiënt zelf betaald zijn en die niet voor vergoeding in aanmerking komen. Als de patiënt dit wil, kan hij zelf de informatie aan de mutualiteit doorspelen. Voor de mutualiteiten blijkt dit een zeer belangrijk item te zijn: zij willen absoluut over de informatie kunnen beschikken, die op het afgeleverde bewijsstuk staat.

Het is een probleem dat voor een aantal specialiteiten het percentage weigeringen om toe te treden tot het akkoord al meer dan 50 % bedraagt (dermatologen, oftalmologen, gynecologen). Als we het voortbestaan van het huidige conventiesysteem met tariefzekerheid voor de patiënt willen vrijwaren, moeten we nadenken met welke maatregelen de attractiviteit om toe te treden tot het akkoord voor deze specialiteiten kan worden verhoogd. Daarvoor zullen nieuwe pistes gezocht moeten worden, want het is duidelijk dat een symbolisch bedrag van 500 euro als premie voor toetreding natuurlijk een lachertje is en er is geen geld om het Sociaal Statuut (belastingvrij!) substantieel te verhogen. Jo De Cock deed daarom een voorstel dat weliswaar meer garanties op conventietarieven bood aan patiënten met voorkeurregeling, maar dat tegelijkertijd een risico betekende op een toename van het aantal partieel geconventioneerde artsen ten koste van het aantal volledig geconventioneerden.  Tijdens de bespreking van dit voorstel vroeg een bestuurder van de CM zich af of het logisch is om  niet-geconventioneerde artsen op dezelfde manier te vergoeden als geconventioneerde artsen. Als Kartel ASGB/GBO/MoDeS kunnen wij die redenering volgen en wij overlegden hierover met de vertegenwoordigers van Domus Medica, die het hier ook mee eens waren.

Nadat wij dit aan Jo De Cock hadden laten weten, kwam een nieuw voorstel op tafel, dat erin bestond de nomenclatuur voor de dermatologen te herzien wat betreft de voorstellen chronische pathologie en heelkundige verstrekkingen, maar alleen voor geconventioneerde dermatologen en de honoraria voor de consultaties oftalmologie en dermatologie te verhogen met 20 %, enkel voor geconventioneerde artsen. Dit zou betaald worden door de technische verstrekkingen van niet-geaccrediteerde geneesheren met 1 % te verlagen. Bovendien werd aan de niet-geconventioneerde artsen gevraagd een verklaring te ondertekenen waardoor het voor de patiënten duidelijker wordt wanneer zij welke supplementen zouden moeten betalen. Deze voorstellen stonden in de punten 6.1 en 6.3 van de draft van 15/12/14.

Tijdens de vergadering van de medicomut op 15/12/14 bleken zowel de punten 5.2, als 6.1 en 6.3 van de draft voor de BVAS een struikelblok.

Na een onderbreking van de vergadering kwam de vertegenwoordiger van de mutualiteiten met het ongelooflijke voorstel om de punten 6.1 en 6.3 (attractiviteit van de conventie) te laten vallen, in ruil voor het behoud van punt 5.2 (overmaken gegevens in transparantiewet)! Het is voor ons onbegrijpelijk dat de mutualiteiten zo’n verregaand voorstel ten voordele van het voortbestaan van het huidige overlegmodel en de tariefzekerheid voor de patiënten in een platte koehandel laten vallen, ten voordele van het verkrijgen van gegevens over niet-terugbetaalbare bedragen, die door de patiënt zelf zijn betaald.

Hoe dan ook, de BVAS ging hier ook niet mee akkoord en de onderhandelingen zaten vast.

Nadat het overleg weer op gang was gebracht op 19/12/14 kwam dan na lang onderhandelen op 22/12/14 een compromis uit de bus. Aan punt 5.2 wordt nog een lange frase toegevoegd, waardoor het ter beschikking stellen van de gegevens aan de mutualiteiten pas verplicht wordt als de papieren attesten worden vervangen door een elektronisch circuit en waardoor er overlegd wordt welk gebruik de mutualiteiten kunnen maken van de betrokken gegevens. Wat betreft de conventioneringsgraad wordt er een overleg opgestart met vertegenwoordigers van de disciplines met lage conventioneringsgraad en werd punt 6.4 toegevoegd:

“6.4. De NCGZ richt een permanente werkgroep op waarin voorstellen worden onderzocht met het oog op het modernisering van het overleg en waarbij alle maatregelen worden onderzocht die kunnen bijdragen tot een verbetering van de attractiviteit van het akkoordensysteem. Een eerste verslag wordt tegen 30 juni 2015 uitgebracht.”

Wat ons betreft zal in deze werkgroep opnieuw moeten worden overlegd over een differentiëring in terugbetaling voor al dan niet- geconventioneerden. Zeker nu het duidelijk is dat de helft van de vertegenwoordigers op de artsenbank in de medicomut het wat dat betreft eens is met de mutualiteiten.

 Attractiviteit 

Om de attractiviteit van het akkoord te bevorderen wordt een bedrag van 500 euro als premie toegekend. Om een onbegrijpelijke reden weigerden de mutualiteiten het budget voor dit symbolisch bedrag ten goede te laten komen aan nieuwe nuttige initiatieven, terwijl we in dit jaar van besparingen op zoek waren naar budget.

De premie wordt voor de huisartsen bij de praktijktoelage geteld en voor de specialisten toegekend aan wie actief deelneemt aan de registratie van medische gegevens in het kader van projecten, vastgesteld door de medicomut. De medicomut moet de concrete toekenningsvoorwaarden vaststellen voor 30 juni 2015.

 Sociaal Statuut

Voor 31 maart 2015 wordt een regeling uitgewerkt om te zorgen dat het sociaal statuut op een meer selectieve wijze wordt toegekend. Een werkgroep heeft hiervoor een voorstel uitgewerkt.

Alleen een geconventioneerde arts die voor een minimumbedrag aan vergoedbare prestaties binnen de nomenclatuur heeft gepresteerd, komt in aanmerking voor het Sociaal Statuut. Per specialiteit is een minimumdrempel vastgesteld, die ongeveer overeenkomt met het aantal prestaties dat minimaal nodig is voor de accreditering. Daarna “moet worden nagegaan hoe de beschikbare middelen kunnen worden herschikt om de toetreding tot een akkoord te bevorderen”. Dit stond ook al in het akkoord 2013-2014, maar toen stond er: De NCGZ vraagt dat de besparing die hieruit voortvloeit kan worden aangewend door de Commissie”. Het Kartel heeft altijd geëist dat de vrijkomende middelen aangewend zouden worden ter verbetering van het Sociaal Statuut en de huidige formulering betekent  wat dat betreft voor ons een betere garantie. Wij willen hiermee o.a. een betere sociale bescherming van de assistenten in opleiding (zowel ASO’s als HAIO’s) en van vrouwelijke collega’s tijdens de eerste weken na de bevalling  realiseren.

 Accreditering

Verdere hervormingen in verband met het accrediteringssysteem zullen worden doorgevoerd, met bijzondere aandacht voor het stimuleren van het gebruik van eHealth toepassingen. Er moet voor de specialisten worden onderzocht hoe de grote verschillen in vergoeding (per prestatie) tussen (en zelfs binnen) de verschillende disciplines kunnen worden weggewerkt. Wat ons betreft zou dat kunnen door een grotere verschuiving naar het accrediteringsforfait. De inspanning voor navorming is in de meeste disciplines immers erg vergelijkbaar.

 Meer en betere controles door de DGEC

Ondanks het feit dat uit allerlei rapporten en verslagen steeds maar blijkt dat er enorme verschillen bestaan tussen ziekenhuizen in de manier waarop sommige honoraria, beschikbaarheidsvergoedingen en labotesten gefactureerd worden, gebeurt er niets met deze gegevens, maar komt men wel telkens weer met lineaire besparingen aanzetten, waarbij de goeden moeten opdraaien voor de overconsumptie (of fraude) van anderen. Wij stellen dit telkens weer aan de kaak, maar tot nu toe beweegt er weinig. Ook nu weer is er een punt met dit onderwerp opgenomen (5.6).

De besparingen in de reanimatie en de dialyse worden lineair uitgevoerd in afwachting van verstandiger en billijkere maatregelen. De DGEC zou voor de reanimatie intussen met een ‘grootscheepse’ controleactie begonnen zijn. De teruggevorderde bedragen kunnen dan in mindering gebracht worden van de besparing.

 

2024.057

Nieuwe interpretatieregels RIZIV over immunisatieperiode

 

Op 17 april 2024 zijn drie interpretatieregels gepubliceerd over de zgn. immunisatieperiode.

De bedoeling is dat die steeds 5 dagen zou bedragen.

Daarom worden twee interpretatieregels geschrapt vanaf 1 mei 2024: 

  • * één i.v.m. het dermatologisch verband voor uitgebreide letsels
  • * één i.v.m. tandextracties en/of conserverende tandverzorging onder algemene anesthesie

 

Daarnaast wordt er een nieuwe interpretatieregel (nr. 7) toegevoegd voor art. 25 – toezichtshonorarium. 

2024.056

Huisbezoek WZC anders en beter vergoed vanaf 1 juni 2024

 

Op 11 juni 2024 werden drie KB’s gepubliceerd die in aangepaste nomenclatuur voorzien voor bezoeken door een huisarts in een WZC

Zij zijn de vrucht van heel wat werk in de NCAZ en de TGR en treden in voege op 1 juni 2024.

Er wordt een nieuw nomenclatuurnummer in het leven geroepen, specifiek voor een bezoek aan een WZC: 106610. 

Het ereloon ervoor zal € 45,81 bedragen (een verhoging met 25%).

2024.055

Update van art. 11 nomenclatuur (algemene speciale verstrekkingen)

 

Op 11 april 2024 is een KB gepubliceerd i.v.m de nomenclatuur van artikel 11 (algemene speciale verstrekkingen).

Het gaat in hoofdzaak om teksttoilet.

Hierna vindt u de integrale tekst van het nieuwe KB dat in voege treedt op 1 juni 2024. In de pdf als bijlage vindt u de voorbereidende nota van de TGR.