Pensioen ASO/HAIO

ASGB-BERICHT 2018.137
Icoon thema financiering

 

Op de NCAZ van 3/12/2018 werd op onze vraag van enkele maanden geleden, het dossier van de pensioenopbouw van ASO/HAIO terug besproken.

Het Riziv heeft hierover een ontwerpnota opgemaakt waarmee wij ons in dit stadium, in belang van de ASO/HAIO, moeilijk kunnen akkoord verklaren.

Wij zijn al jaren absoluut vragende en eisende partij om de sociale bescherming van ASO/HAIO, in het bijzonder hun pensioenopbouw, te verbeteren.

Maar dit voorstel zal o.i. paradoxaal genoeg resulteren in een lager i.p.v. in een hoger (wettelijk + VAPZ) pensioen.

De voorafname van de werknemersbijdrage van 7,5% (waarvan de meeste ASO initieel niet op de hoogte waren), uit de Rizivpremie die zelf belastingvrij is en alleen in hun persoonlijke pensioenopbouw geïnvesteerd wordt, zal als gevolg hebben dat deze Rizivbijdrage hiervoor grotendeels wordt opgebruikt.

Net deze eerste jaren van de carrière zullen later de grootste bijdrage aan het pensioenkapitaal opleveren.

De forse verlaging van de Rizivpremie zal op het einde van de loopbaan een veel grotere negatieve impact hebben dan een theoretisch hoger wettelijk pensioen dat én begrensd is én fiscaal volledig belast wordt.

Vroegere berekeningen door de FOD in 2015 hadden ook al aangetoond dat de uitbreiding van het wettelijke statuut nadelig is voor zowel de ASO/HAIO als de werkgevers en alleen de staat ten goede komt. De verhoogde werkgevers- en werknemersbijdragen zijn hoger dan wat ooit aan pensioen zou moeten worden uitgekeerd.

Men zou de opleidingsjaren kunnen gelijkstellen met gewerkte jaren (net zoals zovele andere periodes gelijkgesteld worden).

Ook de financiering van de werkgeversbijdrage via een punctie op de index is moeilijk te verteren. Artsen zonder ASO zouden dan moeten meebetalen voor degenen die er wel opleiden, en die daarvoor nu ook vergoed worden. En een onevenredig aandeel zou naar de universitaire ziekenhuizen vloeien.

De toekenning via de ziekenhuizen dreigt nog voor bijkomende problemen te zorgen: we kunnen ons al inbeelden dat de beheerders klaar staan om hierop een administratieve vergoeding te heffen.

Het ASGB/Kartel stelt als alternatief voor om de Rizivpremie voor deze groep artsen selectief te verhogen.

Door het invoeren van drempels en de daling van het aantal onterechte aanvragen menen we dat er al marge is vrijgemaakt om dit voorstel te financieren.

Dit voorstel kan ook vrijwel onmiddellijk door de NCAZ worden ingevoerd en hoeft niet te wachten op wijziging van de regelgeving waarvan de timing in het licht van de nakende verkiezingen zelfs niet bij benadering kan worden ingeschat.

Werkloosheid is nog geen groot maar toch een groeiend probleem zolang men maar ASO blijft opleiden zonder zich te bekommeren om hun latere tewerkstelling. Het probleem stelt zich in sommige disciplines (geriatrie, kinderpsychiatrie, urgentiegeneeskunde) helemaal niet, in andere in toenemende mate (heelkunde, radiologie). Het voorliggende voorstel houdt geen werkloosheidsvergoeding in.

Het huidige voorstel houdt evenmin een overlijdensdekking in, het sociaal VAPZ wel.

Een werkgroep van de NCAZ waarop ook de ASO/HAIO zullen worden uitgenodigd zal een en ander verder bestuderen in de hoop om in 2019 eindelijk tot besluiten te komen.

met collegiale groeten, het ASGB-bestuur

2024.062

Hogere vergoeding (vanaf 1 juni 2024) voor bezoek in WZC door bepaalde arts-specialisten

 

Na de huisartsen (zie https://asgb.be/node/28817) zullen ook bepaalde artsen-specialisten die een bezoek in een WZC doen, recht krijgen op een hogere vergoeding vanaf 1 juni 2024.

Daartoe zijn er drie KB’s gepubliceerd op 29 april 2024, waarvan één i.v.m. het remgeld (dat gelijk blijft t.o.v. vroeger). Het gaat hier om de uitvoering van een maatregel uit het vorige akkoord.

2024.061

Welke handelingen mag een verpleegkundig specialist doen (vanaf 2025)?

 

Op 25 april 2024 werd het KB gepubliceerd dat de erkenningscriteria voor het beroep van verpleegkundig specialist vastlegt (vanaf 1 januari 2025).

Een dag later, 26 april 2024, stond vervolgens al het KB in het Staatsblad dat bepaalt welke handelingen diezelfde verpleegkundig specialist zal kunnen uitvoeren (vanaf 1 januari 2025) 

Het gaat hier om de bijkomende klinische activiteiten en medische handelingen die men mag uitoefenen in uitvoering van zijn erkenning als verpleegkundig specialist. 

2024.060

Erkenningscriteria vastgelegd voor verpleegkundig specialist

 

Op 25 april 2024 is een KB gepubliceerd dat de erkenningscriteria voor het beroep van verpleegkundig specialist bepaalt.

Deze criteria treden wel pas in werking op 1 januari 2025.

Hierna vindt u de integrale tekst van het KB.

 

14 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria om de titel van verpleegkundig specialist te dragen