De ene index is de andere niet…
De besprekingen over het akkoord artsen-ziekenfondsen zijn nog volop aan de gang, maar we krijgen toch al veel ongeruste vragen over de indexering van de erelonen die op tafel ligt. Het RIZIV vertrekt van een beschikbare index van 0,79% waarvan na aftrek van de engagementen uit het vorige akkoord en de verplichte indexeringen volgens een aantal KB’s, nog 0,73% overblijft die lineair zal verdeeld worden.
Dat is uiteraard heel weinig in vergelijking met de +/- 4% waarmee uw (personeels)kosten stijgen. Toch hoeft dat niet noodzakelijk een groot probleem te vormen, omdat dit verschil op wat langere termijn, aldus berekeningen van het RIZIV, volledig uitgevlakt wordt.
In de pdf als bijlage bij dit bericht vindt u de RIZIV-nota die dit op een didactische manier toelicht.
De grafiek onderaan op blz 6 van de pdf zal veel duidelijk maken.
Op lange termijn bestaat er geen verschil tussen de methode juni/juni en de methode met de spilindex. De variatie tussen die twee methoden komt immers volledig voort uit het moment waarop de indexering plaatsvindt. De twee methoden gebruiken exact dezelfde index (afgevlakte gezondheidsindex) zodat er op lange termijn geen verschil bestaat tussen de twee methoden.