Erkenningscriteria inzake gynaecologie-verloskunde vernieuwd
Op 30 oktober 2023 is een ministerieel besluit gepubliceerd dat de bijzondere criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten inzake gynaecologie-verloskunde in een nieuw jasje steekt.
Hierna vindt u de integrale tekst van dit besluit en in de bijgevoegde pdf een aantal bijlagen die daarbij horen.
6 SEPTEMBER 2023. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten gynaecologie-verloskunde
De Minister van Volksgezondheid,
Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 88, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, artikel 3, tweede lid;
Gelet op het ministerieel besluit van 15 september 1979 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit van gynécologie-verloskunde;
Gelet op het advies van de Hoge Raad van artsen-specialisten en van huisartsen, gegeven op 13 oktober 2022 en op 16 maart 2023 ;
Gelet op de evenredigheidsbeoordeling, overeenkomstig de wet van 23 maart 2021 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan de invoering of de wijziging van een beroepsreglementering in de gezondheidssector;
Gelet op het advies van de Hoge Raad van artsen-specialisten en van huisartsen van 8 december 2022 over voornoemde evenredigheidsbeoordeling;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juli 2023;
Gelet op de adviesvraag binnen 30 dagen, die op 31 juli 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 juli 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit besluit stelt de bijzondere erkenningscriteria vast voor:
1° de artsen die als arts-specialist wensen te worden erkend voor de bijzondere beroepstitel van niveau 2 van arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde, zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;
2° de artsen-specialisten die als stagemeester in de gynaecologie-verloskunde wensen te worden erkend;
3° de erkenning van stagediensten gynaecologie-verloskunde.
Om te worden erkend dienen arts-specialisten in de gynaecologie-verloskunde, stagemeesters in de gynaecologie-verloskunde en stagediensten gynaecologie-verloskunde te voldoen aan de erkenningscriteria vastgesteld in dit besluit.
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° algemene criteriabesluit: het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van artsen-specialisten, stagemeesters en stagediensten;
2° kandidaat-specialist: arts, houder van een titel van niveau 1 zoals bedoeld in voornoemd besluit van 25 november 1991, in opleiding voor het bekomen van de bijzondere beroepstitel van niveau 2 van arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde.
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere erkenningscriteria voor de arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3. Onverminderd hoofdstuk 2 van het algemene criteriabesluit voldoet de arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 4. De kandidaat-specialist kan worden erkend als arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde na het volgen van, onverminderd de toepassing van artikel 4 van het algemene criteriabesluit, een voltijdse professionele vorming van zes jaar die zowel een theoretisch als een praktisch gedeelte bevat voor het verwerven van de medische competenties zoals bepaald in bijlage 3 alsook de voor het specialisme relevante wetenschappelijke, communicatieve, organisatorische, ethische en juridische vaardigheden.
Art. 5. De theoretische opleiding heeft minstens betrekking op de domeinen opgenomen in bijlage 1.
De kandidaat-specialist volgt jaarlijks minstens 32 uren theoretische vorming zoals bedoeld in het eerste lid.
Tevens neemt de kandidaat-specialist jaarlijks deel aan permanente vorming.
Afdeling 2. - Het vormingstraject
Onderafdeling 1. - De basisvorming
Art. 6. De eerste vier jaren van de opleiding omvat ten minste 24 maanden opleiding in de verloskunde, 20 maanden opleiding in de gynaecologie en na het eerste het eerste jaar 4 maanden basisopleiding in de infertiliteit.
De eerste twee jaar van de opleiding moeten ten minste zes maanden opleiding in de verloskunde en zes maanden opleiding in de gynaecologie omvatten.
In een stagedienst waar verloskunde en gynaecologie gecombineerd worden, wordt de tijd beschouwd als halftijds verloskunde en halftijds gynaecologie.
Art. 7. Gedurende de eerste vier jaren van de opleiding verwerft de kandidaat zowel theoretische als klinische diepgaande kennis van onder meer de anatomie, fysiologie en pathofysiologie van de menselijke voortplanting, seksualiteit en zwangerschap, evenals de preventie, diagnostiek en medische en chirurgische behandeling van gynaecologische en verloskundige aandoeningen.
De kandidaat neemt daartoe deel aan de patiëntenzorg die bestaat uit prenatale, postnatale en gynaecologische raadplegingen, de praktijk van bevallingen en de techniek van gynaecologische en verloskundige chirurgische ingrepen.
Art. 8. Aan het einde van het vierde jaar van de opleiding heeft de kandidaat-specialist minstens het in bijlage 2 opgenomen aantal gynaecologische en technische handelingen gesteld met het overeenkomstig vereiste competentieniveau.
Onderafdeling 2. - Hogere vorming
Art. 9. Gedurende het vijfde en zesde jaar van de opleiding kan er, mits gunstige tussenevaluaties, naast het verder zetten van de opleiding met het oog op het behalen van de eindcompetenties voor een erkenning als arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde, specifieke kennis, ervaring en expertise in een subdomein van de gynaecologie-verloskunde worden verworven zoals reproductieve geneeskunde, urogynaecologie, perinatologie, oncologie, minimale invasieve chirurgie, menopauze of genetica.
Bedoelde opleiding in een specifiek subdomein duurt maximaal 12 maanden.
Art. 10. Aan het einde van de zes jaar opleiding heeft de kandidaat-specialist minstens 1200 uur aan consultaties, consultaties in medische beeldvorming niet meegerekend, uitgevoerd waarvan de helft in de gynaecologie en de helft in de verloskunde. De consultaties worden uitgevoerd onder supervisie van de stagemeester met de mogelijkheid tot toenemende autonomie.
Art. 11. Aan het einde van de zes jaar opleiding heeft de kandidaat-specialist minstens het in bijlage 3 opgenomen aantal gynaecologische en technische handelingen gesteld met het overeenkomstig vereiste competentieniveau.
Art. 12. Aan het einde van de zes jaar opleiding beschikt de kandidaat over voldoende vaardigheden op het vlak van een niet-operatieve behandeling, op het vlak van de evaluatie van een gynaecologische aandoening waaronder de therapeutische indicatiestelling en het maken van een patiëntgerichte keuze uit de verschillende technieken evenals op het vlak van de opvolging van een zwangerschap.
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere criteria voor de erkenning van de stagemeester in de gynaecologie-verloskunde
Art. 13. Onverminderd hoofdstuk 3 van het algemene criteriabesluit voldoet de stagemeester aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 14. De stagemeester is voltijds verbonden aan de stagedienst (minimum 80% van de beroepsactiviteit).
HOOFDSTUK 4. - Bijzondere criteria voor de erkenning van de stagediensten gynaecologie-verloskunde
Art. 15. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4 van het algemene criteriabesluit, voldoet een stagedienst aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 16. De stagedienst die een erkenning wenst te bekomen teneinde de eerste vier jaar van het vormingstraject, zijnde de basisvorming, te kunnen aanbieden voldoet aan de volgende erkenningscriteria :
1° in de stagedienst worden per jaar ten minste 600 bevallingen en ten minste 400 heelkundige interventies verricht (gemiddelde van de 3 laatste opeenvolgende jaren);
2° de stagedienst vormt een eenheid binnen het ziekenhuis maar werkt multidisciplinair samen met andere medische disciplines en andere gezondheidszorgbeoefenaars;
3° het volume en de variatie aan activiteit, alsook de voorzieningen van de stagedienst onder meer op het vlak van simulatietechnieken, maken het mogelijk dat elke kandidaat-specialist kan beantwoorden aan de erkenningscriteria zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en dat de stagemeester en zijn medewerkers hun eigen ervaring kunnen onderhouden;
4° de continuïteit van de opleiding van de kandidaat-specialist, alsmede zijn persoonlijke deelname aan de werkzaamheden van de stagedienst zijn verzekerd;
5° de stagedienst beschikt per kandidaat, naast de stagemeester, over ten minste één VTE-medewerker (minimum 80% van de beroepsactiviteit) die effectief in de stagedienst werkt. Deze medewerker(s) is/zijn erkend als arts-specialist in de gynaecologie-verloskunde, heeft/hebben minstens 3 jaar anciënniteit en geeft/geven blijk van een volgehouden wetenschappelijke belangstelling. Deze medewerker(s) wordt/worden daadwerkelijk betrokken bij de opleiding van de kandidaat-specialist.
Art. 17. De stagedienst die een erkenning wenst te bekomen teneinde elk jaar van het vormingstraject te kunnen aanbieden, met inbegrip van de hogere vorming voldoet eveneens aan de erkenningscriteria vervat in artikel 16 met dien verstande dat in afwijking op punt 1° :
1° in de stagedienst per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) ten minste 1000 bevallingen worden verricht;
2° bijkomend aan de 400 heelkundige interventies worden er ten minste 200 grote gynaecologische ingrepen per jaar uitgevoerd (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren). Onder
"grote gynaecologische ingrepen" wordt verstaan verrichtingen met een sleutelwaarde K gelijk aan of meer dan 180 (coëfficiënt) en de prestaties met een sleutelwaarde N gelijk aan of meer dan 250 (coëfficiënt) zoals bedoeld in artikel 14, g), van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Bijkomend functioneert binnen het ziekenhuis onder supervisie van de stagedienst dagelijks een polikliniek voor de opvolging van zwangere vrouwen en van gynaecologische aandoeningen.
Art. 18. Elke stagedienst beschikt over een systeem voor kwaliteitscontrole en -waarborging van de opleiding.
Art. 19. § 1. Het aantal kandidaat-specialisten dat binnen een stagedienst mag worden opgeleid wordt bepaald door zowel criteria betreffende de activiteiten van de stagedienst als criteria voor de samenstelling van het stageteam. Deze criteria worden cumulatief toegepast om het aantal kandidaat-specialisten per stagedienst te bepalen.
§ 2. De criteria inzake activiteiten van de stagedienst zijn de volgende :
1° basiscriteria om het aantal kandidaat-specialisten per stagedienst te bepalen :
a) 600 bevallingen en 400 heelkundige ingrepen per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) : maximum 1 kandidaat-specialist per kalenderjaar die maximaal één opleidingsjaar van de basisvorming in de stagedienst mag volgen;
b) 800 bevallingen en 400 heelkundige ingrepen per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren): maximum 2 kandidaat-specialisten per kalenderjaar;
2° criteria om het bijkomend aantal kandidaat-specialisten per stagedienst per kalenderjaar te bepalen:
a) per 600 bijkomende bevallingen per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) boven op het basisaantal van 800 bevallingen zoals bedoeld in 1°, b): maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
b) per 200 bijkomende heelkundige ingrepen per jaar(gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) boven op het basisaantal van 400 heelkundige ingrepen zoals bedoeld in 1°, b), exclusief de oncologische pelviene heelkunde: maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
3° zorgprogramma `reproductieve geneeskunde', per 1.000 cycli met ovariële stimulatie per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) : maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
4° coördinerende borstkliniek, per 100 nieuwe gediagnosticeerde borstkankergevallen per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren): maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
5° erkend een afdeling voor hoogrisicozwangerschappen (MIC-afdeling): maximum 2 bijkomende kandidaat-specialisten;
6° pelviene oncologische heelkunde (zonder conisaties of soortgelijke ingrepen), per 75 nieuwe gevallen per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) : maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
7° prenatale diagnostiek, per 500 gevallen van echografisch morfologisch onderzoek in het tweede trimester vanaf de 20ste week gestationele leeftijd per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) : maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist;
8° per 10.000 consultaties per jaar (gemiddelde van de laatste 3 opeenvolgende jaren) toegankelijk voor kandidaat-specialisten, exclusief senologie, echografie en fertiliteit: maximum 1 bijkomende kandidaat-specialist.
§ 3. De criteria inzake de samenstelling van het stageteam zijn de volgende :
1° een stagedienst met een stagemeester en minstens 1 voltijdsequivalent medewerker zoals bedoeld in artikel 16,5°, : maximaal 1 kandidaat-specialist;
2° voor elke bijkomende voltijds equivalent medewerker zoals bedoeld onder 1° : maximaal twee bijkomende kandidaat-specialisten.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 20. Het ministerieel besluit van 15 september 1979 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit van gynécologie-verloskunde, wordt opgeheven.
Het eerste lid is niet van toepassing voor de duur van de toepassing van de artikelen 22 en 23.
Art. 21. De artsen-specialisten die de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist voor gynaecologie-verloskunde hebben behaald met toepassing van voornoemd besluit van 15 september 1979, behouden die titel.
Art. 22. De kandidaat-specialist wiens opleiding begonnen is vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft onderworpen aan de bepalingen van voornoemd besluit van 15 september 1979.
Art. 23. De stagemeesters en de stagediensten die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn voor de opleiding in de gynaecologie-verloskunde blijven, tot het verstrijken van hun erkenning, onderworpen aan de bepalingen van voornoemd besluit van 15 september 1979.
Brussel, 6 september 2023.
F. VANDENBROUCKE
Reactie toevoegen