Aanpassingen aan euthanasiewet gepubliceerd

2024.045

 

Op 29 maart 2024 is een wet gepubliceerd die aanpassingen doorvoert aan de euthanasiewet. 

Het gaat om een uitgebreide wet inzake justitie waarvan hfdst 10 op euthanasie betrekking heeft. De aanpassingen gaan in voege op 8 april 2024.

De belangrijkste aanpassing is dat er een meer adequaat straffensysteem komt. 

Een eventuele niet-correcte uitvoering van de euthanasie, lees: van een uitvoering die niet conform is met alle voorwaarden die in de wet staan, ZAL voortaan niet meer per definitie als een gifmoord gekwalificeerd worden. Daar staat immers levenslange opsluiting op.

Dat zal alleen nog het geval zijn als de uitvoerende arts flagrant de zgn. grondvoorwaarden (die te maken hebben met de vereiste gezondheidstoestand van de verzoeker) met de voeten zou treden. Op gifmoord staat immers de levenslange opsluiting als straf.

En verder komt er een ‘getrapt’ straffensysteem met lichtere straffen voor als een grondvoorwaarde licht geschonden wordt (opsluiting van 10 tot 15 jaar) en voor als een procedurevoorwaarde geschonden wordt (gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 jaar en een geldboete van 26 tot 1.000 euro). 

Een tweede aanpassing houdt in dat de arts die het verplichte advies aan de uitvoerende arts geeft, voor dat feit op zich niet als dader of deelnemer gestraft kan worden voor de feiten waaraan die uitvoerder zich schuldig gemaakt zou hebben.

Een derde aanpassing houdt garanties inzake onpartijdigheid in voor de beraadslagingen door de euthanasiecommissie.

U vindt hierna de integrale tekst van de op 29 maart 2024 gepubliceerde aanpassingen.

 

27 MAART 2024. - Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen 

HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van de wet van 28 mei 2002
betreffende de euthanasie
Art. 134. In hoofdstuk II van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende:
"Art. 3ter. De arts of de psycholoog die in het kader van de toepassing van artikel 3, § 2, 3° en 7°, artikel 3, § 3, 1° of artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, een advies aflevert, kan voor dit feit alleen niet worden bestraft als dader of deelnemer aan de strafbare feiten bedoeld in artikel 13/3.".
Art. 135. Artikel 7 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, wordt vervangen als volgt:
"Art. 7. § 1. De commissie stelt een registratiedocument op dat door de arts, telkens wanneer hij euthanasie toepast, ingevuld moet worden.
Dit document bevat de volgende gegevens:
1° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV, de correspondentiegegevens en de woonplaats van de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd en aangegeven;
2° de naam, de voornamen en de woonplaats van de patiënt, alsook het geslacht, de spreektaal, de datum en plaats van geboorte, en indien het gaat om een minderjarige of hij/zij oordeelsbekwaam is;
3° de datum, de plaats en het uur van overlijden van de patiënt;
4° de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige die hun akkoord gaven voor de euthanasie;
5° de naam, de voornamen, de hoedanigheid, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de verplicht geraadpleegde arts(en) en in voorkomend geval, psycholoog; het opgestelde advies van deze arts(en) en in voorkomend geval van deze psycholoog en de data van de raadplegingen;
6° de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de woonplaats van alle personen en instanties die door de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd en aangegeven, werden geraadpleegd, alsook de data van de raadplegingen;
7° indien er een wilsverklaring is waarin één of meerdere vertrouwenspersonen worden aangewezen, de naam en de voornamen van de betrokken vertrouwensperso(o)n(en);
8° Indien de euthanasie is uitgevoerd op basis van een wilsverklaring, moet de toestand van bewustzijn of niet meer bij bewustzijn van de patiënt op het moment van de euthanasie, vermeld worden;
9° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en het adres van de apotheker die de producten heeft afgeleverd, de afgeleverde producten en hun hoeveelheid en eventueel het overschot dat aan de apotheker werd terugbezorgd;
10° de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen;
11° de aard van de ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening waaraan de patiënt leed;
12° de aard van de aanhoudende en ondraaglijke fysieke en/of psychische pijn;
13° de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kon worden;
14° de geschatte korte of niet korte termijn van het overlijden;
15° de elementen waaruit blijkt dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en niet tot stand is gekomen als gevolg van enige externe druk;
16° het bestaan van een wilsverklaring bedoeld in artikel 4, de datum wanneer deze werd opgesteld en of deze werd opgesteld door de patiënt of door een derde, of het bestaan van een schriftelijk verzoek bedoeld in artikel 3, § 4, de datum wanneer dit werd opgesteld en of het werd opgesteld door de patiënt of door een derde;
17° de procedure die de arts gevolgd heeft.
§ 2. Onverminderd artikel 8, derde lid, kan het in paragraaf 1 bedoelde registratiedocument enkel aan de leden van de commissie en aan het administratief personeel dat ter beschikking van de commissie is gesteld worden meegedeeld en kan het aan geen andere persoon of instantie worden meegedeeld.
§ 3. De gegevens die worden verzameld in het in paragraaf 1 bedoelde registratiedocument worden verwijderd na het verstrijken van de termijn van twintig jaar na het overlijden van de persoon waarop het registratiedocument betrekking heeft. Indien een rechtsvordering is ingesteld, wordt deze termijn verlengd tot op het ogenblik waarop omtrent deze vordering een in kracht van gewijsde gegane beslissing werd getroffen."
Art. 136. Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 8. De commissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd, is overgezonden. Zij gaat op basis van het registratiedocument na of de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in deze wet. De commissie kan bij de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd, elk element uit het medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie opvragen.
De commissie spreekt zich binnen twee maanden uit.
Als de commissie bij beslissing genomen door een tweederdemeerderheid van oordeel is dat de in deze wet bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd, dan zendt zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt.
Als uit het registratiedocument blijkt dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van het oordeel van een lid van de commissie in het gedrang komt, neemt het lid geen deel aan de beraadslagingen van de commissie over de betrokken zaak.".
Art. 137. In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt:
"a) een statistisch verslag gebaseerd op de gegevens in de ontvangen registratiedocumenten bedoeld in artikel 7, waarbij die gegevens worden geanonimiseerd.";
2° in het tweede lid worden de woorden "De inlichtingen die de commissie inwint zijn vertrouwelijk" vervangen door de woorden "De inlichtingen die de commissie inwint kunnen door de commissie aan geen andere persoon of instantie worden meegedeeld".
Art. 138. Artikel 11 van hetzelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt aangewezen als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4.7) van de Algemene Verordening voor Gegevensbescherming nr. 2016/679, van de gegevens in de ontvangen registratiedocumenten bedoeld in artikel 7. De doelstelling van deze gegevensverwerking is enerzijds toezicht te houden op de rechtmatigheid van euthanasie, zoals bepaald in artikel 8, en anderzijds verslagen en aanbevelingen op te stellen, zoals bepaald in artikel 9."
Art. 139. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk V/2 ingevoegd, luidende "Strafbepalingen".
Art. 140. In hoofdstuk V/2, ingevoegd bij artikel 139, wordt een artikel 13/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 13/3. § 1. De arts die een euthanasie uitvoert, waarbij één van de grondvoorwaarden bepaald in artikel 3, § 1, derde of vierde gedachtestreepje of artikel 4, § 2, eerste lid, 1e tot 3e streepje, niet wordt nageleefd, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
§ 2. De arts die een euthanasie uitvoert, waarbij één of meerdere van de procedurele voorwaarden bepaald in artikel 3, § 2, 3° en 7°, en § 3, 1°, of artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, niet worden nageleefd, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 euro tot 1.000 euro, of één van die straffen alleen.
Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kunnen de gevangenisstraf, de werkstraf, de autonome probatiestraf en de geldboete respectievelijk tot beneden acht dagen, vijfenveertig uren, twaalf maanden en zesentwintig euro worden verminderd, zonder dat zij lager mogen zijn dan politiestraffen. De rechter kan ook een van die straffen afzonderlijk toepassen.
§ 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bepaald in dit artikel."

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
CAPTCHA
1 + 2 =
Los deze eenvoudige rekenoefening op en voer het resultaat in. Bijvoorbeeld: voor 1+3, voer 4 in.
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.
2024.062

Hogere vergoeding (vanaf 1 juni 2024) voor bezoek in WZC door bepaalde arts-specialisten

 

Na de huisartsen (zie https://asgb.be/node/28817) zullen ook bepaalde artsen-specialisten die een bezoek in een WZC doen, recht krijgen op een hogere vergoeding vanaf 1 juni 2024.

Daartoe zijn er drie KB’s gepubliceerd op 29 april 2024, waarvan één i.v.m. het remgeld (dat gelijk blijft t.o.v. vroeger). Het gaat hier om de uitvoering van een maatregel uit het vorige akkoord.

2024.061

Welke handelingen mag een verpleegkundig specialist doen (vanaf 2025)?

 

Op 25 april 2024 werd het KB gepubliceerd dat de erkenningscriteria voor het beroep van verpleegkundig specialist vastlegt (vanaf 1 januari 2025).

Een dag later, 26 april 2024, stond vervolgens al het KB in het Staatsblad dat bepaalt welke handelingen diezelfde verpleegkundig specialist zal kunnen uitvoeren (vanaf 1 januari 2025) 

Het gaat hier om de bijkomende klinische activiteiten en medische handelingen die men mag uitoefenen in uitvoering van zijn erkenning als verpleegkundig specialist. 

2024.060

Erkenningscriteria vastgelegd voor verpleegkundig specialist

 

Op 25 april 2024 is een KB gepubliceerd dat de erkenningscriteria voor het beroep van verpleegkundig specialist bepaalt.

Deze criteria treden wel pas in werking op 1 januari 2025.

Hierna vindt u de integrale tekst van het KB.

 

14 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria om de titel van verpleegkundig specialist te dragen