Erkenning geneesheren-specialisten en huisartsen

ASGB-BERICHT 2014.071

Visienota HR Ned Versie-1

 

Geachte Collega,

In het BS van 27/5/2014 verschenen 3 KB’s i.v.m. de erkenning van geneesheren-specialisten en huisartsen.

Het eerste besluit voorziet dat er in de erkenningscommissie, wanneer die belast wordt met taken die betrekking hebben op beroepstitels van niveau 3 niet één maar twee leden toegevoegd worden met master of arts diploma met academische binding (de universiteiten) en twee leden van de beroepsverenigingen (vroeger was dit één van elk).

Het tweede besluit benoemt de drie categorieën van bijzondere beroepstitels die al bestonden, nu in drie 'niveau's' (1, 2 en 3).

Het derde besluit betreft de zgn. transversale criteria voor de opleiding, d.w.z. de criteria die voor elke discipline gelden en die ev. per discipline kunnen worden aangevuld, en dit zowel voor de kandidaten als voor de stagemeesters en -diensten.

met collegiale groeten, het ASGB-bestuur


Publicatie: 2014-05-27

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 35sexies, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2014;
Gelet op advies 55.663/2 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 7, § 2, 3°, eerste lid, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2001 en vervangen bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2013, worden de woorden "met ten minste een lid houder van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, die een academische functie bekleedt of heeft bekleed, erkend voor die titel van niveau 3 en voorgedragen op een dubbele lijst door de faculteiten geneeskunde en met een lid houder van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, erkend voor die titel van niveau 3 en voorgedragen op een dubbele lijst door de beroepsverenigingen." vervangen door de woorden "met twee leden houder van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, die een academische functie bekleden of hebben bekleed, erkend voor die titel van niveau 3 en voorgedragen op een dubbele lijst door de faculteiten geneeskunde en met twee leden houder van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, erkend voor die titel van niveau 3 en voorgedragen op een dubbele lijst door de beroepsverenigingen.".
Art. 2. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. L. ONKELINX


FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 35ter, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990 en gewijzigd bij de wetten van 6 april 1995, 17 maart 1997, 10 augustus 2001 en 13 december 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1993, 8 november 1995, 12 maart 1997, 11 april 1999, 15 oktober 2001, 7 januari 2002, 17 februari 2002, 30 september 2002, 17 februari 2002, 10 augustus 2005, 8 maart 2006, 24 mei 2006, 15 september 2006, 11 mei 2007 en 23 mei 2013;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2014;
Gelet op advies 55.664/2 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 2013, wordt de zin die aanvangt met de woorden "De lijst" en eindigt met de woorden "als volgt vastgesteld", vervangen als volgt :
"Voor titularissen van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van een academische graad van arts, hierna te noemen een titel van niveau 1, is de lijst van bijzondere beroepstitels, hierna te noemen titels van niveau 2, als volgt vastgesteld :".
Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 mei 2007, wordt de zin die aanvangt met de woorden "De lijst" en eindigt met de woorden "vastgesteld als volgt", vervangen als volgt :
"De lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan houders van een titel van niveau 1 die reeds houder zijn van een titel van niveau 2, hierna te noemen titels van niveau 3, wordt als volgt vastgesteld :".
Art. 3. In artikel 2bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2002, wordt de zin die aanvangt met de woorden "De lijst" en eindigt met de woorden "vastgesteld als volgt", vervangen als volgt :
"De lijst van titels van niveau 2 die tegelijk met een titel van niveau 3 kunnen worden verworven wordt als volgt vastgesteld :".
Art. 4. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. L. ONKELINX


FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

23 APRIL 2014. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheer-specialisten, stagemeesters en stagediensten

De Minister van Volksgezondheid,
Gelet op het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 35sexies ingevoegd bij de wet van 19 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 10 december 2009;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheer-specialisten en van huisartsen, artikel 3;
Gelet op het ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten
Gelet op het advies van de Hoge raad voor Geneesheren-specialisten en Huisartsen, gegeven op 27 februari 2014;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2014 en 19 februari 2014;
Gelet op advies 55.665/2 van de Raad van State, gegeven op 2 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de erkenning van arts-specialisten, hun stagemeesters en stagediensten voor alle titels van niveau 2 en niveau 3 zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde.
HOOFDSTUK 2. - Algemene criteria voor de erkenning van arts-specialisten
Afdeling 1. - De opleiding
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2. Vooraleer zijn opleiding te starten, is de kandidaat-specialist voorafgaandelijk gemachtigd om de geneeskunde conform de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen uit te oefenen.
Art. 3. § 1. De kandidaat-specialist volgt tegelijkertijd een theoretische en praktische opleiding die voor een welbepaalde duurtijd is vastgesteld.
De theoretische opleiding is erop gericht kennis, vaardigheden en attitudes aan te leren die de kandidaat-specialist toelaten de rol van geneesheer, van wetenschapper, van communicator en van manager te vervullen.
De praktische opleiding is erop gericht de verworvenheden van de theoretische opleiding in de praktijk toe te passen in de werkelijke omstandigheden van het terrein.
§ 2. De inhoud en de duurtijd van de in het eerste lid bedoelde theoretische en praktische opleiding worden voor elk specialisme vastgesteld door de Hoge raad voor Geneesheren-specialisten en Huisartsen. De onlosmakelijke band tussen beide onderdelen van de opleiding wordt gegarandeerd..
§ 3.Voor de totale opleiding worden eindtermen opgesteld.
Art. 4. De praktische opleiding vereist een voltijdse aanwezigheid van de kandidaat-specialist in de stagedienst behoudens indien om medische redenen een voltijdse aanwezigheid niet mogelijk is. In laatst genoemd geval beschikt de kandidaat-specialist over de toestemming van de coördinerende stagemeester evenals de stagmeester en wordt de duurtijd van de opleiding proportioneel verlengd.
Art. 5. De opleiding wordt ononderbroken gevolgd, behoudens voorafgaandelijke afwijking toegestaan door de coördinerend stagemeester evenals de stagemeester overeenkomstig de richtlijnen vastgesteld door de minister bevoegd voor Volksgezondheid.
Elke onderbreking van meer dan 15 weken, berekend over het geheel van de opleiding, moet worden ingehaald op het einde van de opleiding voor het deel dat de 15 weken overschrijdt.
Art. 6. De zwangere kandidaat-specialist, geniet van de bepalingen inzake de moederschapsbescherming, overeenkomstig de arbeidswet van 16 maart 1971 en het koninklijk besluit van 2 mei 1995 inzake de moederschapsbescherming.
De zwangere kandidaat-specialist geeft, zo snel mogelijk, haar coördinerend stagemeester en de bevoegde arbeidsgeneeskundige dienst kennis van haar zwangerschap.
De zwangere kandidaat-specialist moet de richtlijnen van de arbeidsgeneesheer strikt opvolgen.
Zij mag enkel belast worden met taken die geen risico voor haar, noch voor het ongeboren kind inhouden. Onder meer mag zij niet blootgesteld worden aan straling, substanties of agentia die schadelijk kunnen zijn voor haar zwangerschap.
Zo nodig transfereert de stagemeester, in overleg met de arbeidsgeneeskundige dienst, de zwangere kandidaat-specialist uit een risicovolle omgeving naar een veilige omgeving waar zij haar opleiding kan voortzetten.
Onderafdeling 2. - De stage
Art. 7. De kandidaat-specialist volgt de praktische opleiding, hierna te noemen stage, in minstens twee erkende stagediensten die zich bevinden in twee afzonderlijk erkende ziekenhuizen.
Art. 8. § 1. Van de aan in artikel 7 bedoelde stagediensten verbonden stagemeesters treedt één stagemeester op als coördinerend stagemeester.
De coördinerend stagemeester is erkend in het specialisme waarvoor de kandidaat-specialist na zijn opleiding wenst te worden erkend.
De coördinerend stagemeester en de kandidaat-specialist sluiten een overeenkomst waarin minstens de wederzijdse verplichtingen zijn opgenomen.
Tijdens de stage kan de coördinerend stagemeester wijzigen mits toestemming van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
§ 2. De andere stagemeesters bewaken de coherentie en de kwaliteit van de totale opleiding gedurende de stageperiode binnen de stagedienst waaraan ze zijn verbonden.
Art. 9. Gedurende elke periode van de stage zijn zowel stagemeester als stagedienst aangepast aan de op dat ogenblik noodzakelijk vereisten en doelstellingen inzake praktische opleiding.
Art. 10. Maximum 40% van de stage kan worden volbracht in een stagedienst die zich niet in een ziekenhuis bevindt.
Wat de stage betreft die wordt volbracht in een stagedienst die is gevestigd in een ziekenhuis, vindt minimum een derde en maximum twee derde plaats in een ziekenhuis dat niet is aangewezen als universitair ziekenhuis of een ziekenhuis waarvan de stagedienst niet is aangewezen als universitair in toepassing van de gecöordineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
Art. 11. § 1. De kandidaat-specialist kan maximum één derde van de duurtijd van zijn stage in het buitenland verrichten.
§ 2. De kandidaat-specialist kan een gedeelte van zijn stage in het buitenland verrichten op voorwaarde dat :
1° de persoon of de structuur die ervoor verantwoordelijk is de kandidaat-specialist te superviseren, erkend is conform de nationale wetgeving van het gastland voor de opleiding van de kandidaat-specialisten;
2° een overeenkomst wordt afgesloten tussen de coördinerende stagemeester, de kandidaat-specialist en de persoon of de structuur die ervoor verantwoordelijk is de kandidaat-specialist te superviseren in het gastland . In de overeenkomst worden minstens de modaliteiten van de stage, de billijke vergoeding, de eindtermen van de stage evenals de modaliteiten op basis waarvan de kandidaat-specialist de voordelen van een beroepsverzekering geniet, vastgesteld;
§ 3. De persoon of de structuur die ervoor verantwoordelijk is de kandidaat-specialist te superviseren in het gastland wordt genotificeerd bij de FOD Volksgezondheid en wordt geregistreerd op een lijst die wordt bijgehouden door bovenvermelde overheidsdienst.
Art. 12. § 1. De kandidaat-specialist kan maximum één jaar van de stage in het kader van een dienst die niet is erkend als stagedienst verrichten teneinde bepaalde specifieke vaardigheden te verwerven die betrekking hebben op een bepaald beperkt onderdeel van het specialisme die niet kunnen worden verworven binnen een erkende stagedienst.
§ 2. De kandidaat-specialist kan een gedeelte van zijn stage in het kader van een dergelijke specifieke stage verrichten op voorwaarde dat :
1° de erkende coördinerend stagemeester verantwoordelijk blijft voor de opleiding van de kandidaat-specialist;
2° een overeenkomst wordt afgesloten tussen de coördinerend stagemeester, de kandidaat-specialist en het diensthoofd van de dienst waarbinnen de specifieke stage wordt volbracht. In deze overeenkomst worden minstens de modaliteiten van de stage, de billijke vergoeding, de eindtermen van de stage evenals de modaliteiten op basis waarvan de kandidaat-specialist de voordelen van een beroepsverzekering geniet, vastgesteld.
§ 3. De structuur waarbinnen de specifieke stage wordt volbracht, wordt genotificeerd bij de FOD Volksgezondheid en wordt geregistreerd op een lijst die wordt bijgehouden door bovenvermelde overheidsdienst.
Art. 13. De kandidaat-specialist kan met het oog op het verwerven van specifieke vaardigheden in een ander specialisme dan het specialisme waarvoor een erkenning wordt beoogd, maximum één jaar van zijn stage in een voor bedoeld ander specialisme erkende stagedienst verrichten hierna te noemen rotatiestage, op voorwaarde dat :
1° de erkende stagemeester van de stagedienst van de rotatiestage verantwoordelijk is voor de opleiding van de kandidaat-specialist tijdens de rotatiestage;
2° een overeenkomst wordt afgesloten tussen de coördinerend stagemeester, de kandidaat-specialist en het diensthoofd van de dienst waarbinnen de specifieke stage wordt volbracht. In deze overeenkomst worden minstens de modaliteiten van de stage, de billijke vergoeding, de eindtermen van de stage evenals de modaliteiten op basis waarvan de kandidaat-specialist de voordelen van een beroepsverzekering geniet, vastgesteld.
Art. 14. De kandidaat-specialist kan gedurende zijn opleiding een wetenschappelijk studie verrichten die maximaal twee jaar van de duurtijd van de totale opleiding kan vervangen.
Indien de kandidaat-specialist door het verrichten van de in het eerste lid bedoelde wetenschappelijke studie de eindtermen van de totale opleiding niet haalt, wordt de duurtijd van de opleiding verlengd met een duur noodzakelijk om bedoelde eindtermen te halen.
Art. 15. De kandidaat-specialist staat onder het gezag van de coördinerend stagemeester en is ertoe gehouden de richtlijnen van deze laatste te volgen.
De kandidaat-specialist draagt, naarmate zijn opleiding vordert, gradueel een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid.
Art. 16. De kandidaat-specialist ontwikkelt zijn wetenschappelijke vorming onder de leiding van zijn stagemeester en neemt regelmatig deel aan de didactische activiteiten die worden georganiseerd door de geneeskundige faculteiten,wetenschappelijke instellingen en beroepsverenigingen.
Art. 17. Bij stage binnen een ziekenhuis behoort de kandidaat-specialist tot de medische staf van het ziekenhuis. Hij is verplicht de reglementen van het ziekenhuis na te leven, voor zover deze conform dit besluit zijn.
Art. 18. § 1. De kandidaat-specialist neemt actief deel aan al de werkzaamheden van de stagedienst die noodzakelijk zijn voor zijn opleiding.
§ 2. De kandidaat-specialist neemt uitsluitend in het ziekenhuis waar hij zijn stage verricht deel aan de wachtdiensten, onder de leiding van zijn stagemeester, volgens het niveau van zijn opleiding.
§ 3. De kandidaat-specialist neemt deel aan de opvang en de behandeling van de spoedgevallen in zijn eigen en de aanverwante specialismen, onder de leiding van zijn stagemeester en volgens het niveau van zijn opleiding.
De kandidaat-specialist die in opleiding is in één van de specialismen die kunnen leiden tot de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde of in de intensieve zorg, maakt zich vertrouwd met de opvang van alle spoedgevallen zonder onderscheid, ook buiten zijn specialisme, ten einde ervaring te verwerven in het behouden van de vitale functies.
Afdeling 2. - Evaluatie en erkenning
Art. 19. Bij het einde van de opleiding dient de kandidaat-specialist met het oog op zijn erkenning te bewijzen dat hij voldoet aan de vastgestelde eindtermen en bekwaam is om het betrokken specialisme zelfstandig en op eigen verantwoordelijkheid uit te oefenen.
De kandidaat-specialist moet tevens kunnen bewijzen dat hij een opleiding heeft gevolgd inzake :
1° communicatie met patiënten ondermeer met het oog op het bekomen van een geïnformeerde toestemming;
2° kwaliteitszorg;
3° evidence-based medicine;
4° elektronisch beheren van gegevens;
5° klinisch leiderschap.
Art. 20. Met het oog op zijn erkenning dient de kandidaat bij het einde van zijn opleiding te slagen in een eindevaluatie die paritair wordt georganiseerd door de beroepsverenigingen van het betreffende specialisme en de universitaire instellingen onder toezicht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
Met het oog op zijn erkenning moet de kandidaat bij het einde van zijn opleiding zijn competentie om een wetenschappelijke analyse uit te voeren aantonen door een door peers gevalideerde wetenschappelijke publicatie.
Art. 21. De kandidaat-specialist stelt met het oog op de evaluatie van de stagemeesters en stagediensten jaarlijks een vertrouwelijk verslag op met betrekking tot de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van zijn stage. Hij houdt bedoelde rapporten tijdens de opleiding en tot 2 jaar na het beëindigen van de opleiding ter beschikking van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort..
Afdeling 3. - Behoud van erkenning
Art. 22. De erkende arts-specialist is ertoe gehouden gedurende zijn ganse loopbaan zijn bekwaamheid te behouden en te ontwikkelen door praktische en wetenschappelijke vorming.
HOOFDSTUK 3. - Algemene criteria voor de erkenning van stagemeesters
Art. 23. De stagemeester beschikt over didactische, klinische en organisatorische eigenschappen.
De opleiding die de stagemeester verstrekt stoelt op een ruime wetenschappelijke basis en hij zorgt ervoor dat wetenschappelijke en praktische werkzaamheden op elkaar zijn afgestemd.
Hij publiceert, ten minste één maal per periode van vijf jaar, een door peers gevalideerde wetenschappelijke publicatie met betrekking tot zijn specialisme .
Art. 24. De stagemeester is sedert ten minste acht jaar in het specialisme erkend en heeft het tevens gedurende die periode op een ononderbroken en actieve wijze beoefend, behoudens andere bepalingen voorzien in de specifieke erkenningscriteria van het desbetreffende specialisme .
Art. 25. De stagemeester is ertoe gehouden zijn klinische activiteit tijdens de ganse duur van zijn erkenning uit te oefenen.
Art. 26. Een stagemeester kan erkend worden voor de volledige duur van de opleiding in een specialisme of voor een gedeelte ervan in functie van de specifieke erkenningscriteria van het desbetreffende specialisme.
Art. 27. De erkenning van de stagemeester geldt alleen voor de werkzaamheden die hij uitoefent in de erkende stagedienst.
Art. 28. Indien de stagedienst gespreid is over meerdere vestigingsplaatsen van eenzelfde ziekenhuis, een ziekenhuisassociatie of een ziekenhuisgroepering, oefent de stagemeester op elke vestigingsplaats waartoe dezelfde stagedienst behoort een reële medische activiteit uit.
Art. 29. Een stagemeester neemt slechts de vorming van een beperkt aantal kandidaat-specialisten op zich in functie van het aantal bedden, de verantwoorde activiteit, het aantal opnamen met inbegrip van de opnamen in daghospitalisatie, het aantal consultaties in de stagedienst en het aantal erkende arts-specialisten in de stagedienst.
In het erkenningsbesluit van de stagemeester wordt het maximum aantal kandidaat-specialisten vastgesteld per stagejaar.
Art. 30. In overleg met de kandidaat-specialist stelt de stagemeester een opleidingsprogramma met weergave van de opleidingsdoelstellingen op dat rekening houdt met de opleidingscriteria en de door de kandidaat-specialist reeds gevolgde opleiding. Dit programma, ondertekend door de stagemeester en de kandidaat-specialist, wordt binnen de eerste drie maanden van de stage overgemaakt aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en aan de coördinerend stagemeester.
Art. 31. De stagemeester besteedt voldoende tijd aan de vorming en de opleiding van de kandidaat-specialist.
Art. 32. De stagemeester organiseert op regelmatige basis en minstens tien keer per jaar groepsvergaderingen (seminaries, gevalsbesprekingen, bespreking van medische publikaties, enz.) met inbegrip van de socio-economische, juridsiche en ethische aspecten in de uitoefening van het specialisme.
Hij bevordert de contacten tussen de kandidaat-specialist en andere artsen door het organiseren van interdisciplinaire vergaderingen.
Art. 33. De stagemeester zet de kandidaat-specialist ertoe aan wetenschappelijk werk te verrichten. Hij biedt hem daartoe de mogelijkheid binnen de werkweek a rato van minimum vier uren per week.
Art. 34. De stagemeester geeft de kandidaat-specialisten de gelegenheid de ingerichte lesuren, voordrachten en werkgroepen bij te wonen en treft hiervoor de gepaste organisatorische schikkingen.
Art. 35. De stagemeester oefent gezag uit en houdt toezicht op de werkzaamheden van de kandidaat-specialisten, alsmede op de door hen opgestelde medische dossiers en medische documenten.
Art. 36. § 1. Tijdens de medische activiteiten van de kandidaat-specialist in de stagedienst moet tijdens de normale diensturen steeds de stagemeester of een door hem gemandateerde arts-specialist met een erkenning van ten minste vijf jaar in het specialisme en met een gedurende die periode ononderbroken en actieve beoefening van het specialisme, in de stagedienst fysiek aanwezig zijn.
Buiten de normale diensturen moet de stagemeester of de in het eerste lid bedoelde gemandateerde arts-specialist 24 uur op 24 oproepbaar zijn voor de kandidaat-specialist en moet hij onmiddellijk ter beschikking zijn.
Tijdens weekenden en op feestdagen moet de stagemeester of de in het eerste lid bedoelde gemandateerde arts-specialist bezoeken afleggen met het oog op de controle van de kandidaat-specialist.
Indien de stagedienst is verspreid over verschillende vestigingsplaatsen, is het toezicht zoals vastgesteld in deze paragraaf verzekerd voor elke vestigingsplaats.
§ 2. De stagemeester toont met een organogram aan dat er sprake is van een permanent toezicht van de kandidaat-specialist door hemzelf of bedoelde gemandateerde arts-specialisten.
Art. 37. De stagemeester vertrouwt aan de kandidaat-specialist slechts die verantwoordelijkheid toe welke met de stand van zijn opleiding overeenstemt, inzonderheid voor wat betreft spoedgevallen en wachtbeurten.
Art. 38. De stagemeester laat de kandidaat niet tot de opleiding toe dan nadat hij zich ervan vergewist heeft dat er een gepaste verzekering voor beroepsaansprakelijkheid werd afgesloten, in hoofde van de kandidaat-specialist, door een universiteit, een erkende stagemeester of een ziekenhuis.
Bedoelde verzekering dekt alle handelingen die de kandidaat tijdens de opleiding stelt met inbegrip van de anterioriteit en de posterioriteit.
De stagemeesters van de kandidaat maken financiële afspraken met betrekking tot bedoelde verzekering
HOOFDSTUK 4. - Algemene criteria voor de erkenning van stagediensten
Art. 39. De stagedienst beantwoordt naast de hierna bepaalde algemene criteria, aan de specifieke criteria voor het betrokken specialisme.
De erkenning van de stagedienst kan worden verleend voor de volledige duur van de opleiding of een gedeelte van de opleiding.
Art. 40. De stagedienst staat onder de leiding of de verantwoordelijkheid van één stagemeester.
Art. 41. De activiteiten van de stagedienst zijn voldoende omvangrijk en verscheiden, rekening houdend met de duur van de opleiding, zodat de kandidaat-specialist een ruime ervaring kan opdoen, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Bij het evalueren van de activiteiten van de stagedienst kan onder meer rekening worden gehouden met het aantal bedden, het aantal opnames en het jaarlijks aantal raadplegingen, alsook met de verscheidenheid van de pathologische gevallen, de activiteit in daghospitalisatie, de soort en het aantal diagnostische en therapeutische ingrepen.
Hiervoor stelt de inrichtende macht van de stagedienst alle nuttige gegevens ter beschikking van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
Art. 42. De stagedienst beschikt over een ruimte voor seminaria of voor vergaderingen van de medische staf alsook over faciliteiten voor het raadplegen van een medische bibliotheek door de kandidaat-specialist.
Art. 43. De stagedienst beschikt over een gepast logement voor de kandidaat-specialist tijdens de slapende wachtdienst.
Art. 44. Indien de stagedienst deel uitmaakt van een ziekenhuis, worden volgende voorwaarden nageleefd :
1° de erkenning als stagedienst heeft betrekking op het geheel, een afdeling of een groep van afdelingen van een ziekenhuisdienst, een medisch-technische dienst of een medisch-sociale dienst;
2° indien de stagedienst gespreid is over meerdere vestigingsplaatsen van eenzelfde ziekenhuis, een associatie of een ziekenhuisgroepering voldoet elke vestigingsplaats aan alle vastgestelde vereisten behalve voor wat betreft het vereist aantal bedden. Binnen het geheel van de stagedienst moet het vereist aantal bedden worden bereikt;
3° indien de stagedienst gespreid is over meerdere vestigingsplaatsen van eenzelfde ziekenhuis, een associatie of van een ziekenhuisgroepering, wordt een permanentie ten minste verzekerd door een kandidaat-specialist in de heelkunde en door een kandidaat-specialist in ofwel de inwendige geneeskunde ofwel de anesthesiologie-reanimatie. Beiden moeten reeds twee opleidingsjaren volbracht hebben;
4° de supervisie van elke kandidaat-specialist moet ten allen tijde verzekerd worden door een arts-specialist van de in de desbetreffende stagedienst beoefende specialisme, die tijdens de normale diensturen fysiek aanwezig is in de stagedienst en buiten de normale diensturen vierentwintig uur op vierentwintig kan worden opgeroepen en onmiddellijk ter beschikking is. Tijdens weekenden en op feestdagen legt bedoelde arts-specialist bezoeken af;
5° het ziekenhuis moet beschikken over een erkend laboratorium voor klinische biologie waarop de kandidaat-specialist ten allen tijde vlot een beroep kan doen. Er wordt door bedoelde laboratoria een permanente wachtdienst verzekerd van vierentwintig uur op vierentwintig.
HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepaling en overgangsbepalingen
Art. 45. Het ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 12 maart 2003 en 19 augustus 2008, wordt opgeheven.
Art. 46. § 1.De kandidaat-specialist die op de datum van inwerking treden van dit besluit een opleiding voor het bekomen van een titel van niveau 2 of niveau 3 zoals bedoeld in voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, heeft aangevat op basis van een goedgekeurd stageplan, mag zijn opleiding verder zetten met toepassing van voornoemd ministerieel besluit van 30 april 1999.
§ 2. Op de stagemeester en de stagedienst die op de datum van inwerking treden van dit besluit een erkenningsaanvraag hebben ingediend, blijft voornoemd ministerieel besluit van 30 april 1999 van toepassing voor wat betreft bedoelde erkenningsaanvraag.
Art. 47. De stagemeester en stagedienst die op de datum van inwerking treden van dit besluit een erkenning hebben, blijven voor wat betreft deze erkenning onderworpen aan voornoemd ministerieel besluit van 30 april 1999.
Brussel, 23 april 2014.
Mevr. L. ONKELINX

Titel
25 NOVEMBER      1991. - Koninklijk besluit houdende de lijst van bijzondere <beroepstitels> voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde. 
(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-1993 en tekstbijwerking tot 02-07-2013) Zie wijziging(en) Bron : VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
Publicatie : 14-03-1992 nummer :   1992025392 bladzijde : 5450
Dossiernummer : 1991-11-25/58
Inwerkingtreding : 24-03-1992

Inhoudstafel Tekst Begin
Art. 1-2, 2bis, 3-5

Tekst Inhoudstafel Begin
Artikel 1. De lijst van de bijzondere <beroepstitels> voorbehouden aan de titularissen van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts is als volgt vastgesteld :
huisarts;
[geneesheer specialist in de anesthesie-reanimatie;]
<KB 1993-06-22/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-07-1993>
geneesheer specialist in de klinische biologie;
geneesheer specialist in de cardiologie;
geneesheer specialist in de heelkunde;
geneesheer specialist in de neurochirurgie;
[geneesheer specialist in de platische, reconstructieve en esthetische
heelkunde;] <KB 1995-11-09/39, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 31-12-1995>
geneesheer specialist in de dermato-venereologie;
geneesheer specialist in de gastro-enterologie;
[geneesheer-specialist in de gerechtelijke geneeskunde;]
<KB 2002-02-17/66, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 04-08-2002>
[Geneesheer-specialist in de geriatrie;]
<KB 2005-08-10/79, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2005>
geneesheer specialist in de gynaecologie-verloskunde;
geneesheer specialist in de inwendige geneeskunde;
geneesheer specialist in de neurologie;
geneesheer specialist in de psychiatrie;
geneesheer specialist in de neuropsychiatrie;
geneesheer specialist in de oftalmologie;
geneesheer specialist in de orthopedische heelkunde;
geneesheer specialist in de otorhinolaryngologie;
geneesheer specialist in de pediatrie;
[geneesheer specialist in de fysische geneeskunde en de revalidatie;]
<KB 1993-06-22/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-07-1993>
geneesheer specialist in de pneumologie;
geneesheer specialist in de rontgendiagnose;
[geneesheer specialist in de radiotherapie-oncolgie];
<KB 1999-04-11/70, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1999>
geneesheer specialist in de reumatologie;
geneesheer specialist in de stomatologie;
[geneesheer specialist in de urologie;] <KB 1993-06-22/30, art. 1, 002;
Inwerkingtreding : 27-07-1993>
geneesheer specialist in de pathologische anatomie;
geneesheer specialist in de nucleaire geneeskunde;
[geneesheer specialist in de arbeidsgeneeskunde.] <KB 1993-06-22/30,
art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-07-1993>
[geneesheer-specialist in het beheer van gezondheidsgegevens]
<KB 2001-10-15/37, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
[geneesheer-specialist in de urgentiegeneeskunde
geneesheer-specialist in de acute geneeskunde]
<KB 2005-02-17/53, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 16-04-2005>
[geneesheerspecialist in medische oncologie] <KB 2006-05-24/40, art. 1, 014; E
D : 24-06-2006>
[ Geneesheer-specialist in de verzekeringsgeneeskunde
en de medische expertise]
<KB 2006-09-15/70, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 14-10-2006>
[1 geneesheer specialist in de niet-heelkundige esthetische geneeskunde]1
(1)<W 2013-05-23/21, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2013>

Reacties

Is er een reden waarom bepaalde speicialisme NIET voorzien zijn in lijst art 1 op het einde van dit bericht : geriatrie, oncologie, hematologie, ... toevallig gaat het om specialismen die relatief recent werden erkend. vergetelheid ?

Michel Vandenbroucke
2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.122

RIZIV-toelichting over gebruik nieuwe nomenclatuurnummers voor bezoek WZC

 

We hebben u al gemeld dat er sinds 1 juni 2024 een nieuwe regeling bestaat voor bezoeken door huisartsen in een WZC, zie https://asgb.be/node/28817.

Idem voor dergelijke bezoeken door bepaalde artsen-specialisten, zie https://asgb.be/node/28823.

Welnu, op de website van het RIZIV werd op 30 augustus jl. bijkomende toelichting over het gebruik van deze nieuwe nummers gepubliceerd. Klik hiervoor op de onderstaande link: