bfm ziekenhuizen

ASGB-BERICHT 2015.007

Geachte collega

In het BS van 27/1/2015 verscheen een KB  i.v.m. het BFM der ziekenhuizen.

met collegiale groeten, het ASGB-bestuur


Publicatie: 2015-01-27

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

8 JANUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikelen 100 en 105, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;
Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 12 december 2013 en 13 maart 2014 ;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 25 augustus 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, gegeven op 18 november 2014;
Gelet op het advies 56.670/3 van de Raad van State, gegeven op 27 oktober 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 45, § 2, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
« De bedoelde parameters zijn deze waarvan sprake in:
- artikel 46, § 2, 2°, c): de reanimatie-verstrekkingen;
- artikel 46, § 2, 2°, a): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen, het aantal MVG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 5 bij dit besluit, en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
- artikel 46, § 2, 2°, b): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen, het aantal MVG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 5 bij dit besluit, en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
- artikel 46, § 3, 2°, a): de standaardtijden;
- artikel 46, § 3, 2°, b): de dringende geneeskundige verstrekkingen, de basispunten per 100 bedden en de MZG-registraties van de ten laste genomen patiënten in de spoedgevallendiensten;
- artikel 46, § 3, 2°, c): de geneeskundige verstrekkingen. ».
Art. 2. In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, a), 2°, wordt het laatste lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt :
« Vanaf 1 juli 2014 wordt 70% van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en volgende en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de NRG-punten voor patiëntendagen C, D, L, C+D, met uitzondering van de patiëntendagen met een intensief karakter, waarvan de score hoger ligt dan de mediaanscore per dag. De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed. » ;
2° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, wordt b), 2°, laatste lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt:
« Vanaf 1 juli 2014 wordt 70 % van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en volgende en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de NRG-punten voor de patiëntendagen E, met uitzondering van de patiëntendagen met een intensief karakter, waarvan de score hoger ligt dan de mediane score per dag. De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed. » ;
3° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, c), c.2) tweede berekening, worden de laatste 2 leden, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt:
« Vanaf 1 juli 2014 wordt 70% van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten voor de patiëntendagen C, D, C+D, E en L met een intensief karakter waarvan de score hoger ligt dan de mediane score per dag. De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed.
Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt bepaald volgens de bovenstaande tabel en weerhouden ten belope van 40 %. »;
4° paragraaf 3, 2°, a), a.1), lid 1 wordt aangevuld als volgt :
« De verstrekkingen vermeld in 'dienstcode 002' worden toegekend aan het ziekenhuis dat die verstrekkingen heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'. » ;
5° in paragraaf 3, 2°, b), b.2) wordt met een lid aangevuld, luidende :
« Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit. » ;
6° in paragraaf 4, wordt b.2) vervangen als volgt:
« b.2) het aantal VTE per functie.
Voor de functies die genieten van een weddenschaal met vlakke loopbaan, moet het totaal aantal voltijdse equivalenten van de functie worden opgesplitst om rekening te houden met de door de loonschaal voorziene verhogingen.
Het aantal in aanmerking genomen VTE voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie wordt verkregen door de som van de basispunten, de bijkomende punten en de punten toegekend voor de plaatsen heelkundige daghospitalisatie, het personeel van het operatiekwartier, het personeel van de spoeddienst en het personeel van de sterilisatie te delen door 2,5 punten, waarbij een aantal VTE's dient te worden opgeteld dat overeenstemt met toegekende bijkomende financieringen in onderdeel B4 met artikel 74 en in onderdeel B7 met artikel 77, om de kost te financieren van het verschil in de normen aan verpleegkundig personeel en verzorgend personeel van toepassing op de universitaire en op de niet-universitaire bedden.
Vanaf 1 juli 2014 wordt, indien het aantal verantwoorde bedden, berekend voor het financieringsdienstjaar in kwestie, lager ligt dan het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening, het aantal VTE's dat overeenstemt met de basispunten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie, berekend rekening houdend met het aantal verantwoorde bedden en met de helft van het verschil, berekend per bedindex, tussen het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening en het aantal verantwoorde bedden. » ;
7° in paragraaf 4 wordt het laatste lid van b.3), ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt:
« Er wordt in eerste instantie rekening gehouden met het personeel met de hoogste gemiddelde loonkost. ».
8° in paragraaf 4, b.5), wordt het 2de streepje van het eerste lid vervangen als volgt :
« - een aantal VTE's berekenen voor de intensieve bedden door het aantal intensieve bedden vastgesteld op basis van de MVG aan de hand van de ZIP-dagen a rato van 70 % en op basis van de NRG a rato van 30 % te vermenigvuldigen met 2. Dat aantal VTE's mag nooit lager liggen dan 12 ; ».
Art. 3. Artikel 47ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt:
« Art. 47ter. § 1er. a) Voor de periode 1 januari tot 30 juni 2014 wordt aan elk ziekenhuis opgenomen in bijlage 16 van dit besluit het bij hun benaming vermelde bedrag toegekend ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de volgende situaties in daghospitalisatie:
- voor elke toestand waarin dringende verzorging noodzakelijk is en die een opname in een ziekenhuisbed verantwoordt;
- voor elke toestand waarin, op voorschrift van de behandelende arts, een effectief medisch toezicht wordt uitgeoefend omwille van de toediening van een geneesmiddel of bloed / labiel bloedproduct via een intraveneus infuus.
De loutere toediening van een oplossing van zouten of suikers als waakinfuus en het spoelen van een poortcatheter valt niet onder deze omschrijving.
b) Voor de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014, wordt 80 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1. en 100 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die op 1 juli 2014 niet vallen onder de bepalingen van artikelen 45 en 46 van dit besluit, behouden.
c) De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in a), voor patiënten die niet ressorteren onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zullen,
voor het jaar 2013, door het ziekenhuis worden bezorgd aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding ten gevolge van de herziening van het budget van financiële middelen voor dienstjaar 2014.
§ 2. Vanaf 1 januari 2015 worden de budgeten bedoeld in § 1, b) en c), verdeeld onder de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1., volgens modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie. ».
Art. 4. Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Art. 55. § 1. Voor de financiering van de registratie van de gegevens bedoeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden, en in het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wordt er een vast en een variabel gedeelte toegekend.
§ 2. Het vaste gedeelte bestaat uit de volgende 3 elementen :
1° om de ontwikkeling van het elektronisch patiëntendossier te ondersteunen, wordt 85 % van de bedragen die worden toegekend in onderdeel A1 op 31 december 2013, als gevolg van de verdeling op 1 januari 2008, van een bedrag van 16.291.000 euro, gefinancierd in onderdeel B4 van elk ziekenhuis ;
2° het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikelen 55 en 61 van dit besluit;
3° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen die voorheen deze financiering ontvingen via een piloot projectovereenkomst, het bedrag van 12.000 euro (waarde op 1 juli 2014) om deel te nemen aan het systeem HUBs-Metahub dat betrekking heeft op het gedeeld elektronisch gezondheidsdossier. Het behoud van de financiering is onderworpen aan het permanente statuut van ziekenhuis in actieve productie geobjectiveerd door de data van de 5 deelnemende hubs.
§ 3. Het variabele gedeelte bestaat uit een bedrag per erkend bed, zoals gekend op het ogenblik van de berekening, als volgt vastgesteld :
1° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 325,31 euro (waarde op 1 juli 2014) per erkend bed, met uitzondering van de bedden erkend onder kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp, en van 101,84 euro (waarde op 1 juli 2014) per bed erkend onder kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp ;
2° voor de psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 78,77 euro (waarde op 1 juli 2014) per bed erkend onder kenletters A, T, K, IB, Aj, An, Kj, Kn, Tj, Tn en psychogeriatrische Sp. ».
Art. 5. Paragraaf 2 van artikel 56 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« § 2. Vanaf 1 juli 2014 worden alle niet-psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten en de Sp-ziekenhuizen voor palliatieve zorg gefinancierd voor deelnemen aan de initiatieven 'Toezicht op de nosocomiale infecties'.
Onderdeel B4 van de betreffende ziekenhuizen wordt daartoe verhoogd met een forfaitair bedrag 12.970,74 euro (waarde op 1 juli 2014).
Het toezicht heeft verplicht betrekking op:
1) methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;
2) de septicemieën over het hele ziekenhuis overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;
3) multiresistente Gram-negatieve bacteriën overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium.
Het toezicht heeft eveneens betrekking op één aanvullend protocol te kiezen uit één van de volgende protocollen:
1) Clostridium difficile overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;
2) vancomycine resistente enterokokken (VRE) overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;
3) pneumonieën en bacteriemieën in de eenheden intensieve zorgen overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;
4) infecties van de operatiewonden overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.
Het toezicht heeft eveneens betrekking op de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid in de instelling, indicatoren die gedefinieerd worden door de `Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, op advies van het `Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne'.
Om te kunnen genieten van dit bedrag dienen de ziekenhuizen zich te verbinden tot:
- het verzamelen van de gegevens met betrekking tot voormelde protocollen en kwaliteitsindicatoren;
- het overmaken van voormelde gegevens aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, volgens de leveringstermijn zoals gespecifieerd in de respectievelijke protocollen;
- het storten aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid van een bedrag van 11.064,23 euros (waarde op 1 juli 2014) op rekeningnummer 001-1660480-13 van het WIV-ISP-Patrimonium met de vermelding 'Toezicht' en de naam van het ziekenhuis, met dien verstande dat onder de term 'Toezicht' het toezicht op nosocomiale infecties wordt verstaan, alsook de follow-up van de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid. De storting dient voor einde maart van ieder jaar vereffend te zijn.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid bezorgt ieder ziekenhuis een feedback met de analyse van de individuele gegevens en de nationale gegevens. Het zal eveneens iedere twaalf maanden aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft een rapport overmaken met onder andere de nationale gegevens alsook de adviezen of aanbevelingen ter zake. Bovendien waarborgt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid de administratieve ondersteuning dienaangaande van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig de bewoordingen van een overeenkomst die werd ondertekend met de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal 'Gezondheidszorg' van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid richt bovendien een `Outbreak Support Team' op. In samenwerking met de bevoegde diensten van de gefedereerde entiteiten zal dit `Outbreak Support Team' zorginstellingen die daar om vragen ondersteunen bij de aanpak van uitbraken van multiresistente zorginfecties. ».
Art. 6. Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 7. In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1, eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen door het volgend lid, luidend als volgt :
« Binnen de perken van het budget dat op 1 juli 2014 is vastgesteld op 45.154.349 euro wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de algemene ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies. » ;
2° paragraaf 2, eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen door het volgend lid, luidend als volgt :
« § 2. Binnen de perken van het beschikbare budget, dat op 1 juli 2014 is vastgesteld op 80.064.125 euro, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies die betrekking hebben op thema's op het vlak van geestelijke gezondheid. » ;
3° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt :
« § 3. De ziekenhuizen mogen deelnemen aan de realisatie van proefstudies ter ondersteuning van de ontwikkeling van de ziekenhuistelematica, de codering van gegevens en het gebruik van gestandaardiseerde terminologie.
1° Binnen de perken van het beschikbare budget, dat overeenstemt met 10 % van het bedrag `Supplement voor informaticamateriaal op 01/01/2008' van onderdeel A1 op 31 december 2013, van 1.641.410 euro, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies die betrekking hebben op het effectieve gebruik van bepaalde geavanceerde functionaliteiten, in het bijzonder op het vlak van communicatie van systeem naar systeem en het generaliseren van de elektronische opdrachten, waarvan de lijst jaarlijks geüpdatet wordt door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
2° Binnen de perken van het beschikbare budget dat op 1 juli 2014 werd vastgesteld op 2.448.705 euro, waarvan een deel overeenstemt met 5 % van het bedrag `Supplement voor informaticamateriaal op 01/01/2008' van onderdeel A1 op 31 december 2013, wat een bedrag vertegenwoordigt van 820.705 euro, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies voor vernieuwende ICT-projecten die als referentie dienen op het vlak van goede organisatorische praktijk voor de sector, die door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geëvalueerd worden op basis van de volgende criteria: vernieuwend karakter, samenwerking tussen instellingen, bewezen capaciteit om het project te implementeren binnen een bepaalde periode, capaciteit om de resultaten van het project te documenteren (monitoring en keuze van de indicatoren), dekking van het project (aantal diensten, bedden, patiënten, etc.), integratie en interoperabiliteit van de informaticaonderdelen. ».
Art. 8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63bis. Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie in aanvulling op de C- en D-diensten, gefinancierd om een interne geriatrische liaison te organiseren zoals beschreven in afdeling IV van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en, anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
De financiering van het interne liaisonteam wordt als volgt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse loonkost van 58.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per voltijdsequivalent:
- het aantal verblijven in klassieke hospitalisatie van patiënten van 75 jaar en ouder die exclusief behandeld worden in niet-geriatrische eenheden, verminderd met het verschil tussen het aantal verblijven dat overeenstemt met een gemiddelde bezettingsgraad, in een dienst geriatrie, van 85 % en het aantal reële verblijven in een geriatrische dienst als die bezettingsgraad van 85 % niet wordt gehaald ;
- 2 VTE's voor de eerste 1000 verblijven;
- 0,25 bijkomende VTE per begonnen schijf van 500 bijkomende verblijven bovenop de 1000.
De financiering is gegarandeerd voor een minimum van 2 VTE's en een maximum van 6 VTE's. ».
Art. 9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63ter ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63ter. Vanaf 1 juli 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten, gefinancierd om intern een daghospitalisatie te organiseren voor de geriatrische patiënt zoals beschreven in afdeling III van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
Er wordt een jaarlijks forfait, uitgedrukt op 1 juli 2014, toegekend in functie van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt.

Nombre de séjours de patients par an Forfait annuel Aantal patiëntenverblijven per jaar Jaarlijks forfait
entre 0 et 520 séjours 81.900 € tussen 0 en 520 verblijven 81.900 €
entre 521 et 1040 136.500 € tussen 521 en 1040 136.500 €
entre 1041 et 1560 227.500 € tussen 1041 en 1560 227.500 €
entre 1561 et 2080 318.500 € tussen 1561 en 2080 318.500 €
2081 séjours et plus 409.500 € 2081 verblijven en meer 409.500 €

Voor het vaststellen van het aantal verblijven van geriatrische patiënten wordt rekening gehouden met het aantal geriatrische patiënten opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt zoals vermeld in de laatste minimale ziekenhuisgegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.
Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie. ».
Art. 10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63quater ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63quater. Vanaf 1 januari 2014 worden alle niet- psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg, gefinancierd voor de oprichting van een multidisciplinair algologisch team op voorwaarde dat de gegevens in verband met de samenstelling en de activiteiten van het team geregistreerd worden, en dat die gegevens ter beschikking worden gehouden van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Die gegevens moeten, als de FOD daarom vraagt, elektronisch worden opgestuurd.
Dit team dient te beschikken over medische, verpleegkundige en psychologische competenties en is belast met :
- het coördineren van de pijnbehandeling in de ziekenhuisstructuur;
- het sensibiliseren van alle zorgverstrekkers aangaande de noodzaak van een correcte pijnbehandeling ;
- het verlenen van steun aan de zorgteams in het kader van de identificatie en de behandeling van pijn ;
- het identificeren van de behoeften inzake opleiding van het personeel van de verschillende zorgteams en het organiseren van de opleiding van het zorgpersoneel inzake de beoordeling en de behandeling van pijn;
- het faciliteren van de implementatie van guidelines voor de behandeling van chronische pijn in de zorgeenheden ;
- het deelnemen aan de educatie van de chronische pijnpatiënten, in samenwerking met de zorgteams ;
- het verzekeren van de zorgcontinuïteit door op te treden als schakel met een multidisciplinair centrum voor de behandeling van chronische pijn en met de behandelende arts en de andere actoren uit de thuiszorg of in een zorgstructuur ;
- het organiseren van de deelname van het ziekenhuis aan het netwerk met de externe zorgverstrekkers en met de andere ziekenhuizen.
Een arts die minstens halftijds actief is op het domein van de algologie wordt aangesteld als verantwoordelijke van het team. Als er binnen het ziekenhuis geen dergelijk profiel aanwezig is, mag tijdens een overgangsfase een geneesheer-anesthesist worden aangesteld als verantwoordelijke.
Behalve als hij zelf een multidisciplinair centrum heeft ontwikkeld voor de behandeling van chronische pijn, dat erkend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, moet de contractant een samenwerkingsakkoord afsluiten met een ziekenhuis dat over een dergelijk centrum beschikt. Dat samenwerkingsakkoord moet betrekking hebben op de oprichting van een netwerk voor kennisdeling en moet vermelden welke initiatieven er ontwikkeld zullen worden door het centrum om de multidisciplinaire algologische teams te ondersteunen en te omkaderen en om zijn expertise ter beschikking te stellen voor de opleiding van de zorgteams.
Om de werking van de multidisciplinaire algologische teams te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, uitgedrukt in de waarde op 1 januari 2014, die als volgt wordt berekend :

composition coût salarial de référence pour les 100 premiers lits agréés + par tranche entamée de 100 lits agréés supplémentaires samenstelling Referentie-loonkost Voor de eerste 100 erkende bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende erkende bedden
médecin 120.000 € 0,10 ETP 0,01 ETP arts 120.000 € 0,10 VTE 0,01 VTE
infirmier 58.000 € 0,22 ETP 0,10 ETP verpleegkundige 58.000 € 0,22 VTE 0,10 VTE
psychologue 69.000 € 0,22 ETP 0,02 ETP psycholoog 69.000 € 0,22 VTE 0,02 VTE

Voor de berekening van de financiering wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor het volledige ziekenhuis, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
Art. 11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63quinquies. Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen, de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de diensten voor palliatieve zorg, gefinancierd voor een kwaliteitssysteem opzetten voor de transfusieketen onder de verantwoordelijkheid van een multidisciplinair hemovigilantie-/transfusieteam, bestaande uit minstens een referentieverpleegkundige transfusie, de verantwoordelijke van de ziekenhuisbloedbank en een arts met klinische expertise op het vlak van bloedtransfusie.
Dit team is belast met de uitvoering van de volgende opdrachten, in samenwerking met het transfusiecomité, met betrekking tot de afname van pretransfusie stalen, de bewaring en toediening van bloed en bloedcomponenten:
- de preventie van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
- de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
- de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
- de implementatie van verbeteringsacties op basis van de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
- de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten en hen het formulier voor de jaarlijkse melding van ongewenste transfusiereacties en voorvallen versturen;
- de vorming en sensibilisering van ziekenhuismedewerkers betrokken bij het transfusiegebeuren;
- de toepassing en/of de ontwikkeling van geïnformatiseerde controleprocedures en van een geïnformatiseerd traceersysteem van bloedcomponenten;
- de deelname aan de enquête opgesteld door BeQuinT (Belgian Quality in Transfusion) om de twee jaar.
Om de kosten te financieren van de werking van het multidisciplinair hemovigilantie-transfusieteam, wordt een budget van 4.340.000 euro (index 01/01/2014) verdeeld tussen de algemene ziekenhuizen op basis van de volgende modaliteiten :
1° een forfait van 10.000 euro wordt toegekend aan elk ziekenhuis om de uitrusting (software) te financieren die nodig is voor de traceerbaarheid en de controle van de bloedproducten ;
2° binnen een enveloppe van 1.000.000 euro wordt als volgt een aanvullend bedrag berekend in functie van de consumptie van bloedzakjes per ziekenhuis :
X = A * B/C
waarbij:
A = beschikbaar budget van 1.000.000 euro;
B = aantal bloedzakjes die gebruikt worden in het ziekenhuis in kwestie;
C = totaal aantal gebruikte bloedzakjes in alle betrokken ziekenhuizen.
3° een bijkomend bedrag van 2.300.000 euro wordt toegekend pro rata van de weging van de erkende bedden.
De volgende wegingen worden toegepast op de erkende bedkenletters :
- 1 punt voor de E-, M-, G- en L-bedden;
- 2 punten voor de C-, D-, C+D-, I- en NIC-bedden.
Bij de berekening wordt er rekening gehouden met het aantal erkende bedden met de bedkenletters E, M, G, L, C, D, C+D, I en NIC dat gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het moment van de berekening en het aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis op basis van de melding aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.
Vanaf 1 juli 2014 wordt het aantal erkende bedden en het aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis om de twee jaar geüpdatet. ».
Art. 12. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63sexies ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63sexies. Vanaf 1 juli 2014 ontvangen de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie intensieve zorg een financiering voor de erkende functie `lokale donorcoördinatie', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 november 2012 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `lokale donorcoördinatie' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.
Om de werkingskosten van de erkende functie `lokale donorcoördinatie' te financieren, wordt er als volgt een bedrag berekend per ziekenhuis :
1° er wordt een aantal verkregen door het totale aantal erkende bedden van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met de NPERCIZ-coëfficiënt van het laatste gekende jaar, zoals bepaald in bijlage 8 van dit besluit ;
2° er wordt een forfaitair bedrag toegekend op basis van het in 1° hierboven verkregen aantal :
- als het berekende aantal lager is dan 2.000, wordt een bedrag van 30.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
- als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 2.000 en lager dan 4.000, wordt een bedrag van 50.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
- als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 4.000 en lager dan 6.000, wordt een bedrag van 70.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
- als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 6.000 en lager dan 8.000, wordt een bedrag van 90.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
- als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 8.000, wordt een bedrag van 110.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend.
Er wordt een bijkomend bedrag van 20.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend aan de ziekenhuizen die ook erkend zijn voor een transplantatiecentrum, in de zin van het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan een transplantatiecentrum moet voldoen om te worden erkend, om het team van dat centrum in staat te stellen om de omkadering te versterken van de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met hun centrum via:
- het organiseren van seminaries, congressen en opleidingen voor medisch en verpleegkundig personeel dat de functie donorcoördinatie uitoefent ;
- het ter beschikking stellen van procedures voor de behandeling van potentiële donoren aan de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met het transplantatiecentrum.
Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».
Art. 13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63septies ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 63septies. Vanaf 1 juli 2014 worden alle niet- psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg gefinancierd om intern een voedingsteam te organiseren. Dat team, gecoördineerd door een voedingsverantwoordelijke, bestaat minstens uit een diëtist, een verpleegkundige, een arts, een apotheker en de keukenverantwoordelijke.
Dat team komt minstens één keer per trimester samen en voert de volgende taken uit :
- binnen het ziekenhuis een strategie ontwikkelen en toepassen voor het opsporen van patiënten met een risico op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een gevalideerd screeningsinstrument, die wordt toegepast bij hun opname in het ziekenhuis, in de loop van het verblijf en bij ontslag ;
- binnen het ziekenhuis een doelgerichte strategie voor voedingsinterventies ontwikkelen en toepassen, gecombineerd met een individueel voedingsplan, voor alle patiënten die het risico lopen op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een grondig voedingsonderzoek, uitgevoerd door een diëtist en met als doel de objectieve en subjectieve voedingsparameters te documenteren, voedingsrisicofactoren te bepalen, specifieke tekorten te identificeren en de voedingsbehoeften van elke patiënt te definiëren ;
- instaan voor de opvolging van de implementatie van die procedures aan de hand van een registratiesysteem voor de resultaten van de opsporing en van de nutritionele opvolging die moet worden uitgevoerd, en die resultaten up to date houden;
- richtlijnen en aanbevelingen opstellen en up to date houden aangaande de speciale voedingstherapieën, gebaseerd op de aanbevelingen van wetenschappelijke instellingen of officiële instanties en ze vertalen in concrete protocollen die rechtstreeks gebruikt kunnen worden door de zorgverstrekkers binnen het ziekenhuis;
- instaan voor de opvolging van alle patiënten die betrokken zijn bij de parenterale, enterale en orale voeding, met inbegrip van de voorbereiding van het ontslag uit het ziekenhuis en de informatie die moet worden doorgegeven aan de zorgverstrekkers die instaan voor de patiënt na diens ontslag uit het ziekenhuis;
- deelnemen aan de vergaderingen georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ten behoeve van de voedingsteams;
- op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de anoniem gemaakte gegevens die werden geregistreerd op de geïnformatiseerde opvolgingsdocumenten en de informatie die nodig is voor de evaluatie van de activiteiten van het voedingsteam in elektronisch formaat doorsturen, volgens het schema dat werd meegedeeld door de FOD.
Om de registratie te vergemakkelijken van de gegevens aangaande de resultaten van de opsporingsacties en de opvolgingsmodaliteiten van de patiënten die aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu moeten worden bezorgd, stelt de FOD een instrument ter beschikking van de ziekenhuizen dat het mogelijk maakt om de patiënten op te volgen, op basis van een voedingsplanning en een voedingsmiddelentabel.
Om de werking van het voedingsteam te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, gebaseerd op het aantal erkende bedden onder kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn, dat als volgt wordt berekend :
1° aan elk erkend bed dat in aanmerking komt, wordt een aantal punten gekoppeld, dat rekening houdt met het risico op ondervoeding, opgesteld als volgt :
- C-bed : 5,10 punten
- D-bed : 7,45 punten
- C+D, I-bed : 6,275 punten
- E-bed : 8,5 punten
- G-bed : 7,15 punten
- Sp, Sp pall-bed : 5,44 punten
- A, Ad, An, T, K, Kd en Kn-bed : 6,24 punten ;
2° er wordt een puntentotaal berekend voor elk ziekenhuis ;
3° elk betrokken ziekenhuis ontvangt een gegarandeerd forfait van 15.000 euro, dat de eerste 800 punten dekt;
4° er wordt een aanvullend bedrag berekend door het aantal punten boven de 800 te vermenigvuldigen met een bedrag van 2,60 euro.
Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden onder kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening.
Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal erkende bedden. ».
Art. 14. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63octies ingevoegd, luidend als volgt :
« 63octies. Ter verbetering van de kwaliteit van de farmaceutische zorgverlening wordt er vanaf 1 juli 2014 aan de niet-psychiatrische ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisfarmacie, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg een financiering toegekend voor de toepassing van klinische farmacie.
Om deze bijkomende financiering te kunnen genieten, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn :
- het personeel dat de klinisch-farmaceutische activiteit uitvoert heeft de nodige opleiding genoten (ziekenhuisfarmacie) of heeft voldoende ervaring (of is bereid een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te beoefenen ;
- dit personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek ;
- dit personeel moet effectief worden ingezet om patiëntgerichte klinische farmacie toe te passen ;
- op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ;
- er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie in het ziekenhuis te meten.
In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.
De financiering wordt als volgt berekend : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE.
Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden in het hele ziekenhuis zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».
Art. 15. In artikel 64 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, wordt lid 4, ingevoegd door koninklijk besluit van 19 november 2012, vervangen door het volgende lid:
« Op 1 juli 2012, 1 juli 2013 en 1 juli 2014 wordt de provisie berekend op basis van de in 2009 gepresteerde en door de ziekte- en invaliditeitsverzekering tot 30 juni 2011 terugbetaalde MOC's. » ;
2° in paragraaf 2, wordt lid 4, ingevoegd door koninklijk besluit van 19 november 2012, vervangen door het volgende lid:
« Op 1 juli 2012, 1 juli 2013 en 1 juli 2014 wordt de provisie berekend op basis van de in 2009 gepresteerde en door de ziekte- en invaliditeitsverzekering tot 30 juni 2011 terugbetaalde MOC's. » ;
Art. 16. In artikel 65, 2°, lid 2, van hetzelfde besluit, wordt het 2de streepje vervangen als volgt :
« - en de verblijven met ernstgraad 3 of 4 en mortaliteitrisico 3 of 4 in de '3MT APR DRG Classification System, Version 28.0, Definitions Manual'. ».
Art. 17. In hetzelfde besluit wordt in plaats van artikel 72, opgeheven door het koninklijk besluit van 12 juni 2012, een artikel 72 ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 72. Om op een forfaitaire manier de kosten te dekken die verband houden met de reconversie van de medische beeldvormingstechnieken, met het oog op een adequater gebruik van die technieken, mag elk ziekenhuis dat na 1 januari 2015 erkend is voor een nieuwe of voor een magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem een contract afsluiten met de minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, op voorwaarde dat het op de lijst staat die door de bevoegde overheid van de gemeenschappen of gewesten werd bezorgd om het bewijs te leveren dat het deel uitmaakt van de betrokken instellingen. ».
Art. 18. In artikel 73 van hetzelfde besluit worden paragrafen 6 en 7, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt :
« § 6. Voor het jaar 2014 wordt een bijkomend budget van 12.294 duizend euro bij het in § 5, eerste lid, bedoelde totale budget bijgeteld teneinde een deel van de lasten te financieren resulterend, voor de ziekenhuizen, uit de hervorming ingevoerd door de voornoemde wet van de 24 oktober 2011.
Het aldus verkregen totale budget wordt verdeeld op basis van de gegevens omtrent het geheel van de lasten van de bijdragen en de pensioenen gedragen door het ziekenhuis in uitvoering van deze wet, verstrekt voor het laatste volledige burgerlijk jaar door de RSZPPO.
Voor de private ziekenhuizen blijft het derde lid van § 5 van toepassing.
§ 7. Vanaf het jaar 2015 wordt er elk jaar een actualisering van de verdeling van het totale budget gemaakt, rekening houdende, op het ogenblik van de berekening, met de definitieve gegevens van de lasten van de bijdragen en de pensioenen gedragen door het ziekenhuis, verstrekt voor het laatste volledige burgerlijk jaar door de RSZPPO. Voor de private ziekenhuizen blijft het derde lid van § 5 van toepassing. ».
Art. 19. In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt:
« In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014. » ;
2° paragraaf 2, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt:
« In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014. » ;
3° paragraaf 3, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt:
« In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.".
4° artikel 75 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidend als volgt :
« § 7. Vanaf 1 januari 2014 wordt, om de opleiding van de ziekenhuisapothekers te stimuleren, een bedrag van 3.250.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. van dit besluit, die een overeenkomst hebben afgesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid. » ;
5° artikel 75 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidend als volgt :
« § 8. Vanaf 1 juli 2015 wordt, om de kwaliteit van de farmacologische zorg te verbeteren, aan de niet-psychiatrische ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg, een financiering toegekend voor de implementatie van de klinische farmacie.
Om deze bijkomende financiering te genieten, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden :
- het personeel dat de klinische farmacie beoefent, moet de vereiste opleiding (ziekenhuisfarmacie) hebben gevolgd of over voldoende ervaring beschikken (of bereid zijn om een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te kunnen beoefenen ;
- het personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek;
- het personeel moet daadwerkelijk worden ingezet in de patiëntgerichte praktijk van de klinische apotheek;
- op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch-Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ;
- er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie te meten.
In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.
De financiering wordt berekend als volgt : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE's en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE.
Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».
Art. 20. In artikel 77 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, a), C, 1., van hetzelfde besluit wordt de zin « - 15 % van het budget wordt verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de kosten voor het klinisch onderwijs en de opleiding te dekken. Het aan elk ziekenhuis toegekend bedrag wordt berekend op basis van een bedrag van 30.460,50 euro (waarde op 1 januari 2003) per stagemeester en 4.822,92 euro (waarde op 1 januari 2003) per geneesheer-specialist in opleiding. » vervangen door de zin « - 15 % van het budget wordt verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de kosten voor het klinisch onderwijs en de opleiding te dekken. Het aan elk ziekenhuis toegekend bedrag wordt berekend op basis van een bedrag van 30.460,50 euro (waarde op 1 januari 2003) per stagemeester en 4.822,92 euro (waarde op 1 januari 2003) per geneesheer-specialist in opleiding, waarvan het aantal beperkt is tot het aantal dat per specialiteit en per stagejaar vermeld wordt in het erkenningsbesluit van de stagemeester. » ;
2° tussen de eerste en de tweede paragraaf worden drie paragrafen ingevoegd, luidend als volgt :
« § 1/1. Voor de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014, wordt 80 % van de bedragen bedoeld in bijlage 16, § 2, zoals vermeld bij hun benaming, toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1.
§ 1/2. De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in artikel 47ter, § 1, a), voor patiënten die niet tot één van de verzekeringsinstellingen behoren bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,
zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. bezorgd worden aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding die voortvloeit uit de herziening van het budget van financiële middelen voor boekjaar 2014.
§ 1/3. Vanaf 1 januari 2015 zullen de budgetten bedoeld in § 1/1. en § 1/2. verdeeld worden onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1., volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie. ».
Art. 21. In artikel 79quinquies van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° paragraaf 5 wordt opgeheven.
Art. 22. In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In 1. Inleiding, wordt het punt 1.1. vervangen als volgt :
« 1.1. Begrippen en afkortingen
- MZG-registratie: de registratie van de Minimale Ziekenhuisgegevens zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden meegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
- ICD-9-CM: International Classification of Diseases - 9th edition- Clinical Modification .
- MDC: Major Diagnostic Category, grote diagnosegroepen die elk een systeem of een orgaan omvatten, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
- APR-DRG: Diagnosis Related Groups, diagnosegroepen zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
- Klinische ernst of "severity of illness": Omvang van de fysiologische decompensatie of van verlies van orgaanfunctie zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
- Sterfterisico : waarschijnlijkheid van overlijden, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is. » ;
2° In 1. Inleiding, wordt het punt 1.2. vervangen als volgt :
« 1.2. Diagnosegroepen
De diagnosegroepen worden gevormd op grond van '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
Op basis van de hoofddiagnose wordt een eerste indeling gemaakt in grote diagnosegroepen, hierna MDC's genoemd, die elk betrekking hebben op een systeem of orgaan. Elke MDC wordt vervolgens verder verdeeld in een medische en chirurgische subgroep op basis van het al dan niet voorkomen van een chirurgische ingreep.
Binnen deze subgroepen worden de eigenlijke diagnosegroepen, namelijk de APR-DRG's, onderscheiden, rekening houdend met de volgende elementen: hoofddiagnose, nevendiagnoses, chirurgische ingrepen, speciale technieken, leeftijd, geslacht en aard van ontslag overeenkomstig '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
Op die manier worden 322 basis-APR-DRG's verkregen.
Elke basis-APR-DRG (met uitzondering van de APR-DRG's MMM, AAA, 955 en 956) wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveaus van klinische ernst. De bepaling van het niveau van klinische ernst van een verblijf gebeurt in 3 fasen waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen op de klinische ernst van de nevendiagnosen die geen verband houden met de hoofddiagnose en niet onderling verbonden zijn, de leeftijd, de hoofddiagnose, het bestaan van bepaalde niet-operatieve procedures,... (Cf. '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is).
De 4 verkregen "severities of illness" zijn :
- niveau 1 : zwak niveau van klinische ernst;
- niveau 2 : gematigd niveau van klinische ernst;
- niveau 3 : groot niveau van klinische ernst;
- niveau 4 : extreem niveau van klinische ernst.
Patiënten zonder vermelding van een hoofddiagnose (APR-DRG 955) of met vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden (APR-DRG 956) worden verder de `rest diagnosegroepen type I' genoemd. Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd. Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd. » ;
3° In 1. Inleiding, wordt het punt 1.3. vervangen als volgt :
« 1.3. Verfijning van de diagnosegroepen
De APR-DRG 861 `Tekens, symptomen en andere factoren met invloed op de gezondheidstoestand' wordt bovendien gesplitst in APR-DRG 861.1 en APR-DRG 861.2 waarbij de laatste de polysomnografieën verblijven (met een aantal gefactureerde dagen kleiner dan of gelijk aan drie en waarvoor minstens één RIZIV nomenclatuurcode `474563' werd geregistreerd) bevat.
De APR-DRG 137 `Majeure respiratoire infecties en inflammaties' wordt opgesplitst in 2 subgroepen (137.1 en 137.2) al naar gelang de verblijven een code voor tuberculose hebben in hoofddiagnose (010.x primary tuberculous infection, 011.x pulmonary tuberculosis, 012.x other respiratory tuberculosis) of niet.
De APR-DRG 173 `Andere vasculaire procedures' wordt opgesplitst in 2 subgroepen (173.1 en 173.2) al naargelang de aanwezigheid of niet van de bepalende procedure 3950 (niet-coronaire angioplastie of atherectomie van bloedvaten). » ;
Voor de patiënten waarvoor tijdens eenzelfde ziekenhuisverblijf de MZG per specialisme wordt geregistreerd, kiest men een enkele hoofddiagnose voor de hele duur van het ziekenhuisverblijf, overeenkomstig de in punt 1.4 beschreven techniek. » ;
4° In 1. Inleiding, wordt het punt 1.6. vervangen als volgt :
« 1.6. Aantal aangetaste systemen
Voor de berekening van het aantal aangetaste systemen wordt het systeem van de hoofddiagnose beschouwd als het eerste aangetaste systeem en wordt het aantal systemen (verschillend van dat van de hoofddiagnose) van de vermelde complicaties of comorbiditeiten hieraan toegevoegd, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is. » ;
5° In 2. Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.2. vervangen luidende:
« 2.2. Toepassingsgebied
De totale gefactureerde ligduren per verblijf van de laatste drie gekende dienstjaren van de MZG-registratie dienen als basis voor de berekening van de gemiddelde standaardligduren.
Er wordt rekening gehouden met alle klassieke verblijven (H) in acute ziekenhuizen uitgezonderd:
1) patiënten die minstens één dag van hun verblijf op een Sp-, A- of K-dienst verbleven hebben;
2) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
3) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (zie punt 4.2.2.);
4) de zware brandwonden verblijven:
verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC=22 of de APR-DRG=004 of 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949;
5) de patiënten die na één dag in het ziekenhuis naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;
6) verblijven van de APR-DRG 693 `chemotherapie' waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag;
7) de verblijven die behoren tot APR-DRG's 950, 951, 952 en 955 en 956;
8) de verblijven waarbij de patiënt binnen 3 dagen overleden is;
9) de foutieve verblijven, met name de verblijven met een ongeldige verblijfsduur (negatief, niet in overeenstemming met de dag, maand en jaar van opname en ontslag of niet ingevuld, incoherentie tussen de berekende verblijfsduur, de gefactureerde verblijfsduur en de som van de verblijfsduren per bedindex), ongeldige leeftijd (niet tussen 0 en 120 jaar).
De overblijvende verblijven worden pure verblijven genoemd. » ;
6° In 2. Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.4. vervangen luidende:
« 2.4 Berekening van een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG-subgroep
Per APR-DRG-subgroep (cf. punt 1.5) wordt een gemiddelde standaardligduur berekend, hierna afgekort `NGL'.
Deze NGL wordt per APR-DRG-subgroep berekend door de deling van de som van de gefactureerde dagen (categorie = 1) van de normale verblijven met de begrensde ligduren van de outliers van type 2 (categorie = 4) door hun aantal verblijven.
De APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur wordt toegekend zijn:
0a) de subgroepen van APR-DRG 003 `Beenmergtransplantatie';
0b) de subgroepen van APR-DRG 004 `Ecmo of tracheostomie met langdurige mechanische ventilatie met extensieve procedure';
0c) de subgroepen van APR-DRG 005 `Tracheostomie met langdurige mechanische ventilatie zonder extensieve procedure';
0d) de subgroepen van APR-DRG waarin er nationaal minder dan 30 verblijven overblijven na toepassing van bovenvermelde criteria;
0e) de subgroepen van het extreme niveau van klinische ernst indien dit niveau minder dan 20 % van de APR-DRG-verblijven vertegenwoordigt. » ;
7° In 2. Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.6. vervangen luidende:
« 2.6. Verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht
Men verdeelt de verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht volgens de categorieën (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) van de APR-DRG subgroep waartoe deze behoort.
Verblijven met een APR-DRG subgroep verschillend van deze die volgen uit de berekening van de gemiddelde standaardligduren (op basis van de pure verblijven) worden geklasseerd in categorie 0f. » ;
8° In 3. Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis voor de klassieke verblijven (H) en de langdurige verblijven (F, M, L) van de acute ziekenhuizen, wordt punt 3.1 vervangen als volgt :
« 3.1. Verblijven die niet deelnemen aan de berekening
1) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
2) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (cf. onderdeel 4.2.2.);
3) de zware brandwonden verblijven:
verblijven van ziekenhuizen met behandelingseenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC=22 of de APR-DRG=004 of 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949;
4) de verblijven zonder facturatie in de bedindexen (cf. onderdeel 3.3) waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend. » ;
9° In 3. Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis voor de klassieke verblijven (H) en de langdurige verblijven (F, M, L) van de acute ziekenhuizen, 3.4., wordt B. vervangen als volgt :
« B. Voor de verblijven
- ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956, categorie 6a) als de gefactureerde ligduur lager is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen,
- ingedeeld bij de APR-DRG-restgroep type II (950, 951 en 952, categorie 6b),
- van de APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur werd toegekend (categorieën 0a, 0b, 0c, 0d, 0e et 0f),
- van patiënten die na een verblijf van één dag naar een ander ziekenhuis worden overgebracht (categorie 2t),
- van de APR-DRG 693 chemotherapie waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag (categorie 2c),
- van de kleine outliers (categorie 2),
- van de grote outliers van type 1 (categorie 3),
- van lange duur (categorie 5),
- waarbij de patiënten meer dan de helft van hun verblijf in een A-, K- of Sp-dienst hebben doorgebracht (categorie 7),
- waarbij de patiënt binnen 3 dagen is overleden (categorie 8),
de financiële waarde is gelijk aan de gefactureerde ligduur. » ;
10° In 4. Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis in chirurgisch dagziekenhuis, wordt 4.2.2. vervangen als volgt :
« 4.2.2. Oneigenlijk klassieke verblijven
Bij de bepaling van het aantal oneigenlijk klassieke ziekenhuisverblijven wordt gebruik gemaakt van de case-mix geregistreerd in de MZG van de drie laatst gekende registratiejaren.
Er zijn 2 soorten oneigenlijke klassieke verblijven namelijk chirurgische en medische. Er zijn een aantal gemeenschappelijke basisvoorwaarden maar ook een aantal specifieke criteria waar zij aan moeten voldoen.
0. gemeenschappelijke basisvoorwaarden:
- klassieke (H) verblijven;
met een APR-DRG uit de lijst met 32 APR-DRG's ;

24 chirurgicaux 3 médicaux 24 chirurgische 3 medische
026, 073, 093, 097, 098, 180, 226, 313, 314, 315, 316, 317, 320, 361, 364, 446, 483, 484, 513, 517, 518, 519, 544, 850 114
115
501
026, 073, 093, 097, 098, 180, 226, 313, 314, 315, 316, 317, 320, 361, 364, 446, 483, 484, 513, 517, 518, 519, 544, 850 114
115
501

- het betreft een geplande opname;
- de reële ligduur ≤ 3 dagen;
- de graad van ernst = 1;
- de patiënt is niet overleden;
- het mortaliteitsniveau = 1;
- de leeftijd van de patiënt is lager dan 75 jaar;
- voor de verblijven behorend tot APR-DRG 097 `Procedures op tonsillen en adenoiden', is de leeftijd van de patiënt strikt lager dan 14 jaar.
1. chirurgische (24 APR-DRG's):
Een verblijf wordt aangeduid als chirurgisch oneigenlijk klassiek indien:
- de voorwaarden onder 0. gelden;
- zijn APR-DRG behoort tot één van de 24 chirurgische APR-DRG's;
- met enkel operating room ICD codes geselecteerd volgens 2 nationale criteria:
-) een substitutiegraad ≥ 33% en als volgt berekend op basis van de MZG van de 3 laatst gekende jaren : daghospitalisatieverblijven / (daghospitalisatie-verblijven + klassieke hospitalisatieverblijven)
-) en minstens 90 oneigenlijke verblijven.
2. medische (3 APR-DRG's)
Een verblijf wordt aangeduid als medisch oneigenlijk klassiek indien:
- voor een verblijf met één van de 3 medische APR-DRG's
- bovenop de voorwaarden onder 0. Basis
- een nomenclatuurcode nummer uit lijst B (cf. onderdeel 6) werd geattesteerd.
Op basis van de RIZIV-nomenclatuurcodes uit de lijst B (cf. onderdeel 6) werden alle verblijven weerhouden die gedurende de referentieperiode (drie laatst gekende registratiejaren) minstens één code uit de lijst hebben. Op basis van deze selectie, die zowel de geregistreerde klassieke als daghospitalisatie-verblijven bevatte, werd het aantal verblijven per APR-DRG berekend.
De volgende APR-DRG werden geselecteerd om de oneigenlijke klassieke verblijven te bepalen :

026 Autres procédures du système nerveux et apparentées 026 Andere Procedures op het zenuwstelsel en gerelateerde Procedures
073 Procédures sur l'oeil, excepté l'orbite 073 Procedures op het oog behalve op de orbita
093 Procédures sur sinus et mastoïde 093 Procedures op sinussen en mastoïd
097 Procédures sur amygdale et végétations 097 Procedures op tonsillen en adenoïden
098 Autres procédures sur oreille, nez, bouche et gorge 098 Andere Procedures op oren, neus, mond en keel
114 Maladies et lésions dentaires et buccales 114 Dentale en orale ziekten en letsels
115 Autres diagnostics d'oreille, nez, bouche, gorge, crane/face 115 Andere diagnoses van oren, neus, mond, keel en schedel/aangezicht
180 Autres procédures sur le système circulatoire 180 Andere Procedures op het circulatoire systeem
226 Procédures sur l'anus 226 Anale Procedures
313 Procédures au niveau du genou et de la partie inférieure de la jambe, excepté le pied 313 Procedures op de knie en het onderbeen, behalve op de voet
314 Procédures au niveau du pied et des orteils 314 Procedures op voeten en tenen
315 Procédures au niveau de l'épaule, du bras et de l'avant-bras 315 Procedures op schouder, bovenarm en voorarm
316 Procédures de la main et du poignet 316 Procedures op hand & pols
317 Procédures au niveau des tendons, muscles et autres tissus mous 317 Procedures op pees, spier en andere weke weefsels
320 Autres procédures du système musculo-squelettique et tissu conjonctif 320 Andere procedures op musculoskeletaal stelsel en bindweefsel
361 Greffe cutanée pour diagnostics de la peau et du tissu sous-cutané 361 Huident voor huid en subcutaan weefsel diagnosen
364 Autres procédures sur la peau, les tissus sous-cutanés et apparentées 364 Andere procedures op huid, subcutaan weefsel en gerelateerde procedures
446 Procédures urétrales et trans-urétrales 446 Transurethrale en urethrale procedures
483 Procédures sur les testicules et le scrotum 483 Procedures op de testes en het scrotum
484 Autres procédures sur le système reproducteur masculin et apparentées 484 Andere procedures op het mannelijk voortplantingsstelsel en gerelateerde procedures
501 Diagnostics du système reproducteur masculin, sauf affections malignes 501 Diagnosen van het mannelijk voortplantingsstelsel behalve maligne aandoeningen
513 Procédures sur utérus/annexes pour affection non maligne, exceptée léiomyome 513 Procedures op uterus/adnexen voor niet-maligne aandoening behalve leiomyoma
517 Dilatation et curetage pour diagnostics non-obstétriques 517 Dilatatie en curettage voor niet-verloskundige diagnoses
518 Autres procédures sur le système reproducteur féminin et apparentées 518 Andere procedures op het vrouwelijke voortplantingsstelsel en gerelateerde procedures
519 Procédures utérus/annexes pour léiomyome 519 Procedures op uterus/adnexen voor leiomyoma
544 Dilatation et curetage, curetage par aspiration ou hystérotomie pour diagnostics obstétricaux 544 Dilatatie en curettage of hysterotomie voor verloskundige diagnosen
850 Procédure avec diagnostic de rééducation, suites de soins ou autre contact avec service de santé. » ; 850 Procedure met diagnose van revalidatie, nazorg of ander contact met gezondheidsdiensten

11° 5. 'Weerhouden RIZIV-codes bij de identificatie van de gerealiseerde daghospitalisatie (lijst A), wordt vervangen als volgt :

« Code de la nomenclature / Nomenclatuurcode
220231 246595 256513 275553 280571 300311
220275 246610 256653 275656 280674 310354
220290 246632 256815 275671 280711 310376
220312 246654 256830 275693 280755 310391
220334 246676 256852 275715 280792 310413
221152 246772 257390 275752 284911 310575
228152 246831 257434 275811 285235 310715
229176 246912 257876 275833 285390 310774
230613 246934 257891 275855 285670 310796
232013 247575 257994 275951 285692 310811
232035 247590 258090 276275 285972 310855
235174 247612 258112 276334 287431 310951
238114 247634 258156 276356 287453 310973
238173 247656 258171 276371 287475 310995
238195 250176 258635 276452 287490 311312
238210 250191 258650 276474 287512 311334
241091 250213 258731 276496 287534 311452
241150 251274 260315 276511 287696 311835
241312 251311 260470 276555 287711 311990
241872 251370 260676 276636 287755 312314
241916 251650 260691 276776 287792 312410
241931 253153 260735 276931 287814 312432
244193 253234 260794 277034 287836 317214
244311 253256 260853 277093 291992 350512
244436 253551 260875 277152 292014 353253
244473 253573 260890 277211 292633 354056
244495 254752 260912 277233 292795 354351
244554 254774 260934 277270 292810 431056
244635 254796 260956 277476 292854 431071
245534 254811 261214 277616 293016 431513
245571 255172 261236 277631 293274 432191
245630 255194 262216 278390 293296 432213
245733 255231 262231 278832 293311 432316
245755 255253 275015 279451 293370 432434
245814 255695 275096 279473 294210 432692
245851 255894 275111 279495 294232 475996 ».
245873 256115 275133 280055 294475
246094 256130 275236 280070 294674
246212 256174 275251 280092 294711
246514 256314 275494 280136 300252
246551 256336 275516 280151 300274
246573 256491 275531 280534 300296

Art. 23. In bijlage 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de titel van de bijlage wordt vervangen als volgt:
" Bijlage 4 - Lijst van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 46";

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.122

RIZIV-toelichting over gebruik nieuwe nomenclatuurnummers voor bezoek WZC

 

We hebben u al gemeld dat er sinds 1 juni 2024 een nieuwe regeling bestaat voor bezoeken door huisartsen in een WZC, zie https://asgb.be/node/28817.

Idem voor dergelijke bezoeken door bepaalde artsen-specialisten, zie https://asgb.be/node/28823.

Welnu, op de website van het RIZIV werd op 30 augustus jl. bijkomende toelichting over het gebruik van deze nieuwe nummers gepubliceerd. Klik hiervoor op de onderstaande link: