Zorgprogramma cardiologie

ASGB-BERICHT 2012.078


v:* {behavior:url(#default#VML);}
o:* {behavior:url(#default#VML);}
w:* {behavior:url(#default#VML);}
.shape {behavior:url(#default#VML);}

/* Style Definitions */
table.MsoNormalTable
{mso-style-name:Standaardtabel;
mso-tstyle-rowband-size:0;
mso-tstyle-colband-size:0;
mso-style-noshow:yes;
mso-style-priority:99;
mso-style-qformat:yes;
mso-style-parent:"";
mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt;
mso-para-margin:0cm;
mso-para-margin-bottom:.0001pt;
mso-pagination:widow-orphan;
font-size:10.0pt;
font-family:"Times New Roman","serif";}

Geachte Collega,



In het BS van 15/6/12 verschenen eindelijk 4 KB's  i.v.m. de erkenningsnormen voor het zorgprogramma cardiologie.

De lang aanslepende voorgeschiedenis is u allicht nog bekend.



met collegiale groeten, het ASGB-bestuur

 


Publicatie: 2012-06-15



FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU



12 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden



ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, de artikelen 12, 66 en 82; Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1999 tot vaststelling van de lijst van zorgprogramma's zoals bedoeld in artikel 9ter van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 en tot aanduiding van de artikelen van de wet op de ziekenhuizen die op hen van toepassing zijn, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 juni 1999, 21 maart 2003, 13 juli 2006, 29 januari 2007 en 26 april 2007; Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden; Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, gegeven op 11 maart 2010; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2011 en 29 mei 2012; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 april 2012 en 22 mei 2012;

Gelet op advies nr. 50.898/3 van de Raad van State, gegeven op 14 februari 2012, en advies nr. 51.406/3 van de Raad van State, gegeven op 24 mei 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectenbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat een effectenbeoordeling niet vereiste is; Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden, wordt aangevuld met een lid, luidende :

« Tevens richt het zorgprogramma A zich op de nazorg en revalidatie van patiënten met een cardiale problematiek. ».

Art. 2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende :

« 7° een revalidatieprogramma waarbij objectieve metingen van de functionele toestand gebeuren. ».

Art. 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 4° en 5°, luidende:

« 4° beschikken over mogelijkheden tot ambulante behandeling voor de opvolging, in overleg met de eerste lijn, van patiënten met een chronische cardiale pathologie; 5° beschikken over de mogelijkheden om op elk ogenblik patiënten met een acuut myocardinfarct met ST-elevatie (STEMI-infarct) zo snel als mogelijk, eventueel met tussenkomst van een geneesheer of van een functie « mobiele urgentiegroep », over te brengen naar een zorgprogramma « cardiale pathologie » B of eventueel naar de deelprogramma's B1 en B2 zoals bedoeld in artikel 22/2, volgens de modaliteiten opgenomen in het multidisciplinair cardiologisch handboek bedoeld in artikel 8/1. ».

Art. 4. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Het ziekenhuis dat over het zorgprogramma A beschikt moet deel uitmaken van minstens één netwerk « cardiale pathologie » zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 juni 2012 tot vaststelling van de erkenningsnormen voor het netwerk cardiale pathologie'. ».

Art. 5. In hoofdstuk II, Afdeling 5, Onderafdeling 1, van hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 8/1. § 1. Elk ziekenhuis met een zorgprogramma A dient gebruik te maken van een multidisciplinair cardiologisch kwaliteitshandboek dat:

1° de multidisciplinaire richtlijnen bevat voor de diagnosestelling, de behandeling, de nazorg en de revalidatie van patiënten met een cardiale pathologie, waaronder de organisatorische afspraken inzake verwijzing van patiënten binnen een netwerk « cardiale pathologie » zoals bedoeld in artikel 8, zonder afbreuk te doen aan de vrije keuze van de patiënt; 2° alle geneesheer-specialisten vermeldt die betrokken zijn in de cardiologische zorgverlening met vermelding van het domein waarin hun expertise zich situeert; 3° aangeeft welke andere personen in het kader van het zorgprogramma welke taken vervullen.

Indien het zorgprogramma A wordt uitgesplitst over verschillende vestigingsplaatsen, dient voor het geheel van vestigingsplaatsen één multidisciplinair cardiologisch handboek te worden opgesteld.

Indien het zorgprogramma A als bovenbouw een zorgprogramma P aanbiedt dan hebben de bepalingen bedoeld in 1° tot en met 3° tevens betrekking op dit zorgprogramma.

§ 2. Het in § 1 bedoelde handboek wordt door de geneesheren en verpleegkundigen van het zorgprogramma opgesteld in overleg met de zorgprogramma's "cardiale pathologie" B die tevens deel uitmaken van het netwerk bedoeld in artikel 8. Dit overleg wordt geëxpliciteerd in het handboek. Het handboek wordt bovendien in het kader van hoger beschreven overleg op regelmatige tijdstippen volgens de stand van de wetenschap geëvalueerd en eventueel aangepast.

§ 3. Het handboek ligt in het ziekenhuis ter inzage van alle geneesheren, verpleegkundigen en alle andere zorgverstrekkers, met inbegrip van de verwijzende huisartsen evenals de patiënt.

§ 4. Samen met het rapport dat wordt opgesteld in uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen, wordt aan het college van geneesheren voor het zorgprogramma « cardiale pathologie » een kopie van het multidisciplinair cardiologisch kwaliteitshandboek overgemaakt. ».

Art. 6. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt :

« In afwijking op het eerste lid mogen de deelprogramma's B1 en B2, gezamenlijk worden erkend en uitgebaat zonder deelprogramma B3, indien wordt voldaan aan de voorwaarden omschreven in afdeling 6/1.

In afwijking op het eerste lid mag het globaal zorgprogramma « cardiale pathologie » B bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 worden uitgebaat op twee vestigingsplaatsen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden omschreven in afdeling 8. ».

Art. 7. In artikel 15, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :

« Om erkend te worden als zorgprogramma "cardiale pathologie" B moet het ziekenhuis dat over bedoeld zorgprogramma wenst te beschikken, bovenop de prestaties vermeld in § 1, binnen zijn erkende hartchirurgiedienst respectievelijk erkende hartcatheterisatiedienst, 250 chirurgische ingrepen verricht hebben met prestatiecodes 229014-229025, 229036-229040, 229051-229062, 229272-229283, 229515-229526, 229530-229541, 229552-229563, 229574-229585, 229596-229600, 229611-229622, 229633-229644, 589632-589643, 589551-589562, 229353-229364, 229375-229386, 229390-229401, 229412-229423 en 229434-229445 vermeld in artikel 14, e), van het voormeld koninklijk besluit, respectievelijk 400 prestaties in interventionele hartcatheterisatie met prestatiecodes 589013-589024, 589190-589201, 589035-589046, vermeld in artikel 34 van het voornoemd koninklijk besluit en dit gedurende het laatste jaar of als jaarlijks gemiddelde over de laatste drie jaren. »; 2° in het tweede lid worden de woorden « in globo 500 interventies, waarvan 250 chirurgische ingrepen en 200 prestaties in interventionele hartcatheterisatie » vervangen door de woorden « 250 chirurgische ingrepen en 400 prestaties in interventionele hartcatheterisatie ».

Art. 8. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de bepalingen onder 1° en 2° worden vervangen als volgt :

« 1° een laboratorium voor hartcatheterisatie met minstens twee angiografische zalen uitgerust met flat panel detectoren; 2° minstens twee operatiezalen waarvan één voor hybried gebruik en waarvan er steeds één is voorbereid voor dringende ingrepen; »; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende :

« 3° ICT faciliteiten voor datatransmissie en teleconferentie zodat overleg tussen de medische equipes in het kader van het netwerk zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 juni 2012 tot vaststelling van de erkenningsnormen voor het netwerk « cardiale pathologie » op elk ogenblik mogelijk is. »; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid luidende :

« Het zorgprogramma B dient zo te worden georganiseerd dat bij patiënten met een acuut myocardinfarct met ST-elevatie op het electrocardiogram

(STEMI-infarcten) binnen de 30 minuten dat zij in het ziekenhuis zijn opgenomen, een coronarografie en een percutane coronaire interventie (PCI) kan worden uitgevoerd. ».

Art. 9. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende :

« 3° een erkende MUG-functie al dan niet uitgebaat door een associatie van ziekenhuizen; 4° faciliteiten voor het transport van patiënten met een cardiale pathologie. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De in het eerste lid, 1°, bedoelde functie moet ten behoeve van het zorgprogramma B beschikken over een eenheid voor de intensieve zorg bestemd voor patiënten met een cardiale problematiek die hun vitale functies bedreigt. Deze eenheid beschikt over een aantal bedden die speciaal uitgerust zijn voor patiënten die nood hebben aan invasieve en niet-invasieve monitoring en gespecialiseerde cardiovasculaire ondersteuning en die beschikken over alle nuttige faciliteiten voor intensieve behandeling in geval van shock met secundair of complicerend falen van andere orgaansystemen. Voor bedoelde niet-invasieve monitoring is een geschikt toestel voor echocardiografie met transoesofageale probe aanwezig. De eenheid beschikt tevens over een intra-aortale ballonpomp ( IABP). ».

Art. 10. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, 1°, worden de woorden « twee cardiologen » vervangen door de woorden « drie cardiologen »; 2° § 1, 1°, wordt aangevuld met de volgende zin :

« Bedoelde cardiologen verrichten jaarlijks minstens 100 van laatstgenoemde verstrekkingen in eerste hand. »; 3° een paragraaf 3 wordt toegevoegd, luidende :

« § 3. De coördinatie van de opvang van patiënten met een cardiale problematiek met secundaire weerslag op andere orgaanfuncties in de eenheid voor intensieve zorg zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, gebeurt door een cardioloog met een bijzondere beroepstitel in de intensieve geneeskunde of door een geneesheer-specialist in de intensieve geneeskunde met aangetoonde expertise in de opvolging van patiënten met een acute cardiale problematiek. ».

Art. 11. In hoofdstuk III, Afdeling 5, Onderafdeling 2, wordt een artikel 9/1 ingevoegd luidende :

« Art. 19/1. Met het oog op het veilig gebruik van de apparatuur en een systematisch technisch en functioneel onderhoud ervan, moet het zorgprogramma binnen het ziekenhuis een beroep kunnen doen op een technisch expert.

Bij het onderhoud moeten de hygiënenormen worden gerespecteerd en de personeelsleden moeten op de hoogte worden gehouden van de bijzondere omstandigheden waarin ze werken. ».

Art. 12. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 20. § 1. Een ziekenhuis dat erkend is voor een zorgprogramma B dient gebruik te maken van een multidisciplinair cardiologisch kwaliteitshandboek dat :

1° de multidisciplinaire richtlijnen bevat voor de diagnosestelling, de behandeling, de opvolging en de revalidatie van patiënten met een cardiale pathologie; 2° de organisatorische afspraken bevat voor de verwijzing van patiënten binnen het netwerk waarvan het zorgprogramma deel uitmaakt zoals bedoeld in de artikelen 8 en 21; 3° de verwijzingen naar andere zorgprogramma's bevat, indien het bepaalde zorgmodaliteiten zelf niet kan aanbieden; 4° aanduidt welke specialisten in het ziekenhuis deelnemen aan het zorgprogramma; 5° aangeeft welke andere personen in het kader van het zorgprogramma welke taken vervullen.

Indien het zorgprogramma wordt uitgesplitst over verschillende vestigingsplaatsen, dient voor het geheel van de vestigingsplaatsen één multidisciplinair kwaliteitshandboek te worden opgesteld.

Indien het zorgprogramma B als bovenbouw een zorgprogramma E, T of C aanbiedt dan dienen de bepalingen bedoeld in 1° tot en met 5° tevens betrekking te hebben op dit zorgprogramma.

§ 2. Het in paragraaf 1 bedoeld handboek wordt door de geneesheren en verpleegkundigen van het zorgprogramma opgesteld en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd en bijgestuurd.

§ 3. Het handboek ligt in het ziekenhuis ter inzage van alle geneesheren, verpleegkundigen en alle andere zorgverstrekkers, met inbegrip van de verwijzende huisartsen evenals de patiënt.

§ 4. Samen met het rapport dat wordt opgesteld in uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen, wordt aan het college van geneesheren voor het zorgprogramma cardiale pathologie een kopie van het multidisciplinair cardiologisch kwaliteitshandboek overgemaakt. ».

Art. 13. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 21. Het ziekenhuis dat beschikt over een zorgprogramma B moet deel uitmaken van minstens één netwerk « cardiale pathologie » zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 juni 2012 tot vaststelling van de erkenningsnormen voor het netwerk « cardiale pathologie. ».

Art. 14. In hoofdstuk III, afdeling 6, onderafdeling 2, van hetzelfde besluit wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 22/1. Ieder zorgprogramma B moet tevens deelnemen aan de registratie van de invasieve procedures die het zorgprogramma uitvoert evenals hun resultaat in termen van mortaliteit en complicaties in functie van de ernst van de pathologie van de patiënten.

Op basis van de in het eerste lid bedoelde registratie stelt het zorgprogramma jaarlijks een rapport op waarin de effectieve mortaliteit wordt vergeleken met de mortaliteit voorspeld in functie van de kenmerken van de patiënt. Het voornoemde college van geneesheren voor het zorgprogramma « cardiale pathologie » stelt voor bedoeld rapport een model voor. Het rapport wordt overgemaakt aan bedoeld college van geneesheren. ».

Art. 15. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een afdeling 6/1 ingevoegd die de artikelen 22/2 tot en met 22/5 bevat, luidende :

« Afdeling 6/1 Uitbating deelprogramma's B1 en B2 op een andere vestigingsplaats dan die van het globaal zorgprogramma « cardiale pathologie » B.

Art. 22/2. In afwijking op artikel 11, eerste lid, mogen de deelprogramma's

B1 en B2, op een afzonderlijke vestigingsplaats worden aangeboden mits ze aan de erkenningsnormen zoals bedoeld in de artikelen 12, 13, 16 met uitzondering van het eerste lid, 2°, 17, 18 met uitzondering van paragraaf 1, 2°, en paragraaf 2, tweede lid, 19, eerste lid, 19/1, 20, 21, 22 en 22/1 beantwoorden en mits zulks geschiedt in het kader van een associatie met een ziekenhuis dat beschikt over een globaal zorgprogramma « cardiale pathologie » B.

Art. 22/3. Een ziekenhuis dat beschikt over een erkend zorgprogramma « cardiale pathologie » A dat een erkenning wenst te bekomen voor de deelprogramma's B1 en B2, dient aan te tonen dat het gedurende de drie jaar voor de aanvraag van de erkenning in totaal tenminste 750 patiënten met een cardiale problematiek doorverwees naar een zorgprogramma « cardiale pathologie » B.

Een ziekenhuis dat beschikt over een erkend deelprogramma B1 zoals bedoeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 12 juni 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden, dat een erkenning wenst te bekomen voor de deelprogramma's B1 en B2, dient aan te tonen dat het gedurende de drie jaar voor de aanvraag van de erkenning, hetzij per jaar, hetzij als jaarlijks gemiddelde, het tenminste 300 patiënten met een cardiale problematiek doorverwees naar een zorgprogramma « cardiale pathologie » B.

Om erkend te blijven moet het zorgprogramma blijvend minstens 300 prestaties in interventionele hartcatheterisatie met prestatiecodes 589013-589024, 589190-589201, 589035-589046, vermeld in artikel 34 van het voornoemd koninklijk besluit van 14 september 1984 verrichten hetzij als jaarlijks gemiddelde over drie jaar, hetzij het laatste jaar voor de verlenging van de erkenning.

Art. 22/4.Om erkend te worden moeten in het ziekenhuis dat over bedoelde deelprogramma's wenst te beschikken, op de datum van de aanvraag tot erkenning, drie cardiologen met een hoofdactiviteit in de interventionele cardiologie werkzaam zijn.

Art. 22/5. Het zorgprogramma « cardiale pathologie » B uitgebaat in toepassing van deze afdeling dient in afwijking op artikel 82, § 2, 1° en 3°, van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, niet op elke vestigingsplaats afzonderlijk te worden erkend en programmatorisch in rekening te worden gebracht, voor zover de associatie beschikt over één medische staf met één gemeenschappelijk diensthoofd. ».

Art. 16. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk III, afdeling 7, bestaande uit artikel 23, opgeheven.

Art. 17. In artikel 24 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 6 vervangen als volgt:

« § 6. De in de paragrafen 1 en 2 opgenomen voorwaarden gelden als uitzonderingen op de in artikel 82, §§ 1 en 2, van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, bedoelde bepalingen. ».

Art. 18. In hetzelfde besluit wordt de bijlage aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende :

« 8° de wijze van opname van de patiënt (eigen transport, MUG,...); 9° betreft het een primaire opname of een secundaire opname met name een opname na doorverwijzing van een ander zorgprogramma « cardiale pathologie ». ».

Art. 19. § 1. De deelprogramma's B1 die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit op een afzonderlijke vestigingsplaats werden erkend en uitgebaat, mogen verder worden uitgebaat tot maximum zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit met akkoord van de bevoegde overheid van de betrokken gemeenschap en mits de voorwaarden bedoeld in paragraaf 2 worden nageleefd.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde deelprogramma's B1 beantwoorden aan alle erkenningsnormen die in het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden zijn vastgesteld voor het deelprogramma B1, met uitzondering van de bepaling van artikel 11, eerste lid.

De uitbating van het geïsoleerde zorgprogramma B1 geschiedt in het kader van een juridisch geformaliseerd samenwerkingsverband met een ziekenhuis dat beschikt over het globaal zorgprogramma « cardiale pathologie » B.

In voorkomend geval moet het geïsoleerde deelprogramma B1 :

1° het bewijs voorleggen tenminste 300 coronarografieën met prestatiecodes zoals vermeld in artikel 15, § 1, van bedoeld koninklijk besluit van 15 juli

2004 te verrichten en dit gedurende het laatste jaar of als jaarlijks gemiddelde over de laatste drie jaar; 2° het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke erkenning als geïsoleerd deelprogramma; 3° onderdeel uitmaken van de gezamenlijke erkenning als één zorgprogramma van alle deelprogramma's B van het samenwerkingsverband samen; 4° beschikken over een medische staf die ten minste bestaat uit het equivalent van twee voltijdse geneesheren-operatoren. Ten minste één voltijds equivalent geneesheer-operator moet erkend zijn in de cardiologie.

Het in het tweede lid bedoeld samenwerkingsverband beantwoordt aan de volgende eisen :

1° een gemeenschappelijke medische equipe neemt verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling, organisatie en uitvoering van het gehele zorgprogramma « cardiale pathologie » B; 2° een gemeenschappelijke kwaliteitsopvolging van de totaliteit van het programma geschiedt binnen de geformaliseerde samenwerking.

Binnen de juridisch geformaliseerde samenwerking moet onder meer uitdrukkelijk aandacht gegeven worden aan :

1° de aanduiding van een voltijds en exclusief aan de juridisch geformaliseerde samenwerking verbonden medisch coördinator; 2° de samenstelling in aantal en deskundigheid en de beschikbaarheid van de medische equipe; 3° de organisatie van de permanenties; 4° de klinische protocols; 5° de organisatie van een gemeenschappelijke geïndividualiseerde patiëntenbespreking; 6° de organisatie van patiëntentransfers rekening houdend met de vereisten van dringendheid en veiligheid voor iedere individuele patiënt en met de noodzaak aan een eenduidige aflijning van de verantwoordelijkheden; 7° de organisatie van een gemeenschappelijke procesbewaking en kwaliteitsopvolging voor het geheel van het programma.

Onder de verantwoordelijkheid van de in het vorige lid bedoelde geneesheer-coördinator moeten minstens richtlijnen vastgelegd worden voor :

1° de indicatiestellingen bij de diverse diagnostische en therapeutische mogelijkheden van het programma; 2° de organisatie en de werking van de permanentie en de wachtdiensten van het programma en de deelprogramma's; 3° alle tussenkomsten bij verwikkelingen tijdens procedures; 4° de eventuele transporten van patiënten tussen ziekenhuizen en dit zowel voor de geplande als de dringende transporten.

Art. 20. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX
 


Publicatie: 2012-06-15



FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU



12 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen



ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikel 20; Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in het ziekenhuis; Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2011; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 april 2012; Gelet op advies nr. 50.901/3 van de Raad van State, gegeven op 14 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij:

Artikel 1. In hoofdstuk III, Afdeling 1, Onderafdeling 3, van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :

Art. 8/1. Onverminderd artikel 8 heeft het college voor het zorgprogramma cardiale pathologie' tot opdracht om de ziekenhuizen te ondersteunen in de aanmaak en de aanpassing van de multidisciplinaire cardiologische kwaliteitshandboeken zoals bedoeld in de artikelen 8/1 en 20 van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's cardiale pathologie' moeten voldoen om te worden erkend, door onder meer voor elk handboek een model voor te stellen.'.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

 


Publicatie: 2012-06-15



FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU



12 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsnormen voor het netwerk 'cardiale pathologie'



ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikelen 11, 20, 66 en 67; Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 2012 tot aanduiding van de artikelen van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, toepasselijk worden verklaard op het netwerk 'cardiale pathologie'; Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, gegeven op 11 maart 2010; Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2011; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 april 2012; Gelet op advies nr. 50.899/3 van de Raad van State, gegeven op 14 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het netwerk 'cardiale pathologie' is gericht op het aanbieden van zorgcircuits binnen een bepaald gebied aan patiënten met een 'cardiale pathologie, in het kader van een instellingsoverschrijdend juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.

Art. 2. Het netwerk 'cardiale pathologie' biedt minstens een zorgcircuit voor patiënten met een acuut myocardinfarct met ST-elevatie (STEMI-infarct) aan dat bestaat uit volgende modaliteiten :

1° bij tussenkomst van een mobiele urgentiegroep duidt de arts van deze mobiele urgentiegroep in toepassing van het koninklijk besluit van 2 april

1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel, een ziekenhuis dat beschikt over een zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of over de deelprogramma's B1 en B2, aan als meest aangewezen ziekenhuis.

De arts van de mobiele urgentiegroep begeleidt de patiënt tot aan het laboratorium voor hartcatheterisatie of verzekert dat de zorg voor de patiënt wordt overgenomen door een geneesheer van bedoeld ziekenhuis; 2° indien de patiënt zich bevindt in een ziekenhuis dat beschikt over een zorgprogramma 'cardiale pathologie' A maar dat niet beschikt over een zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of over de deelprogramma's B1 en B2, wordt hij zo snel als mogelijk, eventueel onder begeleiding van een geneesheer of een mobiele urgentiegroep, overgebracht naar een ziekenhuis met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of met de deelprogramma's B1 en B2.

De opname van de patiënt in laatst genoemd ziekenhuis gebeurt volgens de modaliteiten bedoeld in 1°, tweede lid; 3° zo snel als mogelijk na de hartcatheterisatie wordt de patiënt voor nazorg en revalidatie overgebracht naar een zorgprogramma 'cardiale pathologie' A. Indien de overbrenging vroeger gebeurt, is een begeleiding door een cardioloog van het zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of van de deelprogramma's B1 en B2 waarbinnen de ingreep gebeurde, noodzakelijk.

De overbrenging van de patiënt gaat gepaard met een overdracht van de nodige medische informatie met name een verslag van de diagnose en de behandeling evenals richtlijnen voor acute zorgverstrekking en secundaire preventie.

Art. 3. Van het netwerk 'cardiale pathologie' moeten minstens volgende zorgaanbieders deel uitmaken :

1° ziekenhuizen met uitsluitend een zorgprogramma 'cardiale pathologie' A of een deelprogramma B1; 2° ziekenhuizen met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of met een erkenning voor de deelprogramma's B1 en B2 zonder B3; 3° ziekenhuizen met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' P; 4° ziekenhuizen met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' E; 5° ziekenhuizen met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' T; 6° ziekenhuizen met een zorgprogramma 'cardiale pathologie' C; 7° ziekenhuizen met een functie 'mobiele urgentiegroep'(MUG); 8° huisartsenkringen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

In elk netwerk moet minstens een zorgaanbieder van elk van voornoemde categorieën vertegenwoordigd zijn. Indien in het gebied dat door het netwerk wordt bestreken een van voornoemde zorgaanbieders zich niet bevindt, dan moet het netwerk een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met één of meerdere van deze zorgaanbieders.

De zorgaanbieders dienen zich te bevinden in het gebied dat door het netwerk wordt bestreken.

De in het eerste lid bedoelde zorgaanbieders die zich in het gebied dat door het netwerk wordt bestreken bevinden, moeten de mogelijkheid hebben zich bij het netwerk aan te sluiten.

Elke zorgaanbieder mag deel uitmaken van meerdere netwerken.

Art. 4. § 1. In elk netwerk 'cardiale pathologie' wordt een coördinator aangeduid volgens de modaliteiten bepaald in de juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.

§ 2. De coördinator wordt belast met de organisatie en de coördinatie van de activiteiten van het netwerk 'cardiale pathologie' in samenspraak met de deelnemende zorgaanbieders zoals nader uitgewerkt in de juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.

Art. 5. § 1. Het netwerk 'cardiale pathologie' moet beschikken over een overlegorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van elk van de deelnemende zorgaanbieders zoals bedoeld in artikel 3 die worden aangeduid volgens de modaliteiten opgenomen in de juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.

§ 2. Het overlegorgaan heeft als opdrachten :

1° waken over de uitvoering van de instellingsoverschrijdende juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst; 2° nemen van initiatieven met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van de zorgverlening.

In het bijzonder dienen er afspraken te worden gemaakt in verband met het verwijzen en terugverwijzen van patiënten. Volgende afspraken worden gemaakt voor patiënten met een STEMI-infarct :

a)verwijzing naar een zorgprogramma 'cardiale pathologie' B of de deelprogramma's 'cardiale patholgie' B1 en B2; b)terugverwijzing naar een zorgprogramma 'cardiale pathologie' A van waaruit de patiënt oorspronkelijk werd verwezen of dat dichter bij de thuisomgeving van de patiënt is gesitueerd. Daarbij dient erover gewaakt dat de patiënten worden terug verwezen mits eerbiediging van de vrije keuze van de patiënt; 3° uitwerken van modaliteiten van gemeenschappelijke procesbewaking en kwaliteitsopvolging van doorverwezen en terugverwezen patiënten; 4° afspraken maken omtrent nazorg en revalidatie met inbegrip van de secundaire preventie; 5° overleg plegen over het uitwerken van bijkomende zorgcircuits; 6° overleg plegen met zorgaanbieders op het vlak van cardiale pathologie die geen deel uitmaken van het netwerk; 7° de zorgaanbieders bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, ondersteunen bij het opstellen van de multidisciplinaire cardiologische kwaliteitshandboeken zoals bedoeld in de artikelen 8/1 en 20 van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's 'cardiale pathologie' moeten voldoen om te worden erkend; 8° afspraken maken omtrent het financieel ten laste nemen door het netwerk van de kosten van het vervoer van de patiënten tussen de ziekenhuizen die deel uitmaken van het netwerk.

§ 3. Het overlegorgaan komt minstens 1 maal per jaar samen voor het uitvoeren van haar opdrachten.

Het overlegorgaan stelt een huishoudelijk reglement in verband met haar organisatie en werking op.

Art. 6. Het netwerk 'cardiale pathologie' registreert gegevens met betrekking tot structuur, proces en resultaat van de zorg.

Art. 7. Het college van geneesheren voor het zorgprogramma 'cardiale pathologie' gaat over tot de toetsing van medische activiteit van het netwerk.

Art. 8. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

 


Publicatie: 2012-06-15



FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU



12 JUNI 2012. - Koninklijk besluit waarbij sommige bepalingen van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, toepasselijk worden verklaard op het netwerk 'cardiale pathologie'



ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikel 11, § 3; Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, gegeven op 11 maart 2010; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2011; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 april 2012; Gelet op advies nr. 50.900/3 van de Raad van State, gegeven op 14 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. De artikelen 20, 66, 67, 72 - met uitzondering van de bepaling die de integratie in het in artikel 36 bedoeld programma als erkenningsnorm oplegt -, 73, 74, 75, 76, 78 en 92 van voormelde wet zijn van overeenkomstige toepassing op het netwerk 'cardiale pathologie'.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.122

RIZIV-toelichting over gebruik nieuwe nomenclatuurnummers voor bezoek WZC

 

We hebben u al gemeld dat er sinds 1 juni 2024 een nieuwe regeling bestaat voor bezoeken door huisartsen in een WZC, zie https://asgb.be/node/28817.

Idem voor dergelijke bezoeken door bepaalde artsen-specialisten, zie https://asgb.be/node/28823.

Welnu, op de website van het RIZIV werd op 30 augustus jl. bijkomende toelichting over het gebruik van deze nieuwe nummers gepubliceerd. Klik hiervoor op de onderstaande link: