Bfm ziekenhuizen*

ASGB-BERICHT 2013.018

Geachte Collega,

In het BS van 9/1/2013 verschenen 3 KB's  i.v.m. het BFM der ziekenhuizen.

met collegiale groeten, het ASGB-bestuur


Publicatie:2012-01-09

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

17 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikel 105, § 1;Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 september 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, artikelen 6, 7, 14, 27 en 28 vernietigd bij arrest nr. 205.344 van de Raad van State van 10 augustus 2010;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 8 september 2011;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 maart 2012;

Gelet op de akkoordbevinding voor de Minister van Begroting, gegeven op 18 juni 2012;

Gelet op het advies 51.717/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 15 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt 35° vervangen als volgt :

« 35° de financiering van de arbeidsplaatsen die werden gecreëerd krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Titel V, Hoofdstuk III « Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector »; ».

Art. 2. In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :

« De overeenkomstig § 1, vastgestelde afschrijvingen mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de voormelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.

In geval van toepassing van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 70 %.

In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %. »;

2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :

« De afschrijvingslasten van de investeringen die uitgevoerd worden om te voldoen aan de architectonische normen voor de ziekenhuisapotheek en de chirurgische daghospitalisatie, mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de in § 1 bedoelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.

In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %. ».

Art. 3. In artikel 31, van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt :

« § 2. Onverminderd andersluidende bepalingen worden afschrijvingen voor de lasten van opbouw, verbouwing, uitrusting en apparatuur, berekend op de werkelijke investeringswaarden, verminderd met de niet verkregen toelagen verleend door de overheden die op basis van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.

Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.

In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.

Wanneer het bovengenoemde bewijs niet is geleverd of er geen subsidie werd verkregen, wordt er met de afschrijvingen van de kosten voor opbouw of verbouwing en de erop betrekking hebbende financiële leningslasten geen rekening gehouden.

Wat de afschrijvingen voor de lasten van opbouw en verbouwing betreft en de financiële lasten die daarop betrekking hebben, wordt enkel rekening gehouden met de werken die betrekking hebben op de architectonische normen, voorzien in de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de betrokken medisch-technische diensten moeten voldoen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de afschrijvingslasten en de financiële lasten die op de grote onderhoudswerken betrekking hebben. ».

Art. 4. In artikel 42, § 1, 11e bewerking, 1°, b), eerste alinea, van hetzelfde besluit, worden de woorden « de in artikel 80, 1° bedoelde scores » vervangen door de woorden « de in artikel 78, 1° bedoelde score ».

Art. 5. In Hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 6bis ingevoegd dat artikel 47bis bevat, luidende :

« Onderafdeling 6bis. - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen

Art. 47bis. Vanaf 1 januari 2008 wordt een budget van 3.672.000 euro verdeeld onder de algemene ziekenhuizen om de kosten voor actieve verbanden te dekken die, vóór die datum, ten laste werden genomen door de Ziekte- en invaliditeitsverzekering, wat niet langer het geval is, naar rato van het aandeel van elk ziekenhuis in het globale budget B2 van de algemene ziekenhuizen zoals betekend op 1 januari 2008. ».

Art. 6. In artikel 52, 1° van hetzelfde besluit worden b.1) en b.2) ingevoegd, luidende :

« b.1) Vanaf 1 juli 2008 wordt het bedrag berekend volgens punten a) en b) aangepast om te voorzien in de financiering van 0,5 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone minder dan 250.000 inwoners bedient en van 0,75 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone tussen 250.000 en 500.000 inwoners bedient. De waarde van een VTE wordt vastgesteld op 50.000 euro op 1 juli 2008.

b.2) Een bijkomend bedrag van 67.000 euro (index 01/01/2008) wordt verdeeld onder de samenwerkingsverbanden, volgens de berekeningen bedoeld in punten a), b) en b.1), naar rato van het percentage inwoners dat het samenwerkingsverband bedient. ».

Art. 7. Artikel 63, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :

« § 1. Binnen de perken van het budget dat op 1 januari 2008 is vastgesteld op 43.088.472 euro, op 1 januari 2009 is vastgesteld op 79.634.247 euro, op 1 juli 2009 is vastgesteld op 84.434.247 euro, op 1 januari 2010 is vastgesteld op 98.278.674 euro, op 1 januari 2011 is vastgesteld op 97.051.987 euro en op 1 januari 2012 is vastgesteld op 87.243.026 euro wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de algemene ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies.

Om in aanmerking te komen moeten deze studies aan volgende criteria voldoen :

- de studie moet het ziekenhuisbeheer betreffen de constitutieve elementen van het budget van financiële middelen, de kwaliteit van de ziekenhuiszorgen, het verzamelen van de ziekenhuisgegevens, de procedures en middelen voor telematica;

- de studie dient een onderwerp te behandelen hetwelk het geheel der ziekenhuizen of een categorie van ziekenhuizen aanbelangt en de resultaten moeten kunnen veralgemeend worden tot deze ziekenhuizen;

- de promotor van de studie dient feedback te waarborgen van de studie naar het ziekenhuis of de ziekenhuizen toe dewelke gegevens ter beschikking hebben gesteld alsook naar het geheel van de betrokken sector;

- de gegevens van de studie dienen rechtstreeks vanuit één of meerdere ziekenhuizen te komen;

- die studies kunnen met name betrekking hebben op de zorgcircuits en -netwerken bedoeld in artikel 107 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.

In de offerteaanvraag moeten de criteria en voorwaarden inzake de inoverwegingneming van de proefprojecten vermeld staan.

De studies dienen het voorwerp uit te maken van een geschreven overeenkomst tussen de Minister dewelke het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, de betrokken ziekenhuizen en de promotor van de studie.

Deze overeenkomsten dienen de criteria te vermelden die dienden als basis voor de selectie van de betrokken ziekenhuizen en de promotor van de studie, het doel en de duur van de studie, de financiering toegekend aan het ziekenhuis, de verantwoording van de uitgaven, het bedrag en de wijze waarop het ziekenhuis de promotor van de studie vergoedt alsook de verplichtingen van de promotor om de studie betreffende de feedback naar de deelnemende ziekenhuizen en het rapport aan de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft te bezorgen.

§ 2. Binnen de perken van het beschikbare budget dat op 1 januari 2008 is vastgesteld op 39.664.654 euro, op 1 januari 2009 is vastgesteld op 43.344.891 euro, op 1 juli 2009 is vastgesteld op 43.844.891 euro, op 1 januari 2010 is vastgesteld op 52.646.247 euro, op 1 januari 2011 is vastgesteld op 60.904.348 euro en op 1 januari 2012 is vastgesteld op 62.752.610 euro wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies rond thematieken in verband met de geestelijke gezondheid.

Die proefstudies hebben inzonderheid betrekking op :

- het aanbod van een intensieve klinische behandeling voor de geïnterneerden met als doel een in de mate van het mogelijke resocialisatie van deze patiënten;

- het onthaal en de behandeling van kinderen met gedrags- en/of agressieve stoornissen;

- de behandeling thuis van kinderen met geestesstoornissen;

- een onderwerp dat het geheel van de psychiatrische ziekenhuizen of een categorie ervan aanbelangt, en de resultaten moeten tot die ziekenhuizen kunnen worden veralgemeend;

- de circuits en zorgnetwerken bedoeld in artikel 107 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;

- de crisis- en spoedpsychiatrie.

In de offerteaanvraag moeten de criteria en voorwaarden inzake de inoverwegingneming van de proefprojecten vermeld staan.

De studies dienen het voorwerp uit te maken van een geschreven overeenkomst tussen de Minister dewelke het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, de betrokken ziekenhuizen en de promotor van de studie.

Deze overeenkomsten dienen de criteria te vermelden die dienden als basis voor de selectie van de betrokken ziekenhuizen en de promotor van de studie, het doel en de duur van de studie, de financiering toegekend aan het ziekenhuis, de verantwoording van de uitgaven, het bedrag en de wijze waarop het ziekenhuis de promotor van de studie vergoedt alsook de verplichtingen van de promotor om de studie betreffende de feedback naar de deelnemende ziekenhuizen en het rapport te bezorgen aan de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft te bezorgen. ».

Art. 8. Artikel 73 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 73. § 1. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 en die betrekking hebben op de kosten bedoeld in artikel 15, 15° en 26° van dit besluit blijven behouden op 1 juli 2002.

§ 2. De lasten m.b.t. de overeenkomsten van eerste tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 15, 9°, worden aangepast op basis van de uitgaven vastgesteld voor het burgerlijk jaar 2005, met dien verstande dat het aantal desgevallend wordt beperkt tot 1,8 % van de personeelsformatie, uitgedrukt in VTE, die op 30 juni van het voorafgaande jaar in dienst was.

§ 3. De lasten met betrekking tot de verhoging van de werkgeversbijdragen voor pensioenen, toegepast van 2005 tot 2007, voor de nieuwe aangeslotenen bij « pool 2 van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZ-PPO) », zoals bedoeld in artikel 15, 15°, worden gefinancierd op basis van reële, door de RSZ-PPO meegedeelde, kosten.

§ 4. Vanaf 1 januari 2012, voor de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, wordt de verhoging van de pensioenbijdrage van het vastbenoemd personeel gecompenseerd op basis van het verschil tussen het basispercentage van de pensioenbijdrage, bepaald door artikel 18, 1) tot 2) van de wet van 24 oktober 2011, tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, en het percentage van de pensioenbijdrage dat op 1 januari 2011 van toepassing was op de ziekenhuizen aangesloten bij de pensioenstelsels bedoeld in deze punten 1) tot 2). Dit verschil wordt toegepast op de reële salarismassa die dient als basis voor de basispensioenbijdrage die door de RSZPPO wordt opgeheven.

Indien voor de jaren 2012, 2013 en 2014 het totaal van de individuele compensaties bedoeld in vorig lid respectievelijk hoger is dan 6.505 duizenden euro, 9.360 duizenden euro en 12.294 duizenden euro, dan wordt op de individuele compensaties een correctiefactor toegepast. Deze correctiefactor wordt verkregen door het hogergenoemd bedrag voor het jaar in kwestie te delen door de som van de individuele compensaties bedoeld in vorig lid.

Wat het private ziekenhuis betreft dat beschikt over statutair personeel dat ter beschikking is gesteld door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het gesolidariseerd Pensioenfonds van de RSZPPO, kan de financiële tussenkomst bedoeld in de voorgaande leden worden toegekend, indien het het formeel bewijs levert dat het effectief de financiële last van dit ter beschikking gesteld personeel draagt, en dit met inbegrip van de financiële last van de verhoging van de pensioenbijdrage bedoeld in het eerste lid.

Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het budget van financiële middelen op basis van de gegevens die voor het betreffende jaar worden aangeleverd door de RSZPPO. ».

Art. 9. In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 1 tot 3 vervangen als volgt :

« § 1. Onderdeel B5 van het budget van de acute ziekenhuizen wordt vastgesteld overeenkomstig de hiernavermelde regels :

a) 15 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de omzet van de voor elk ziekenhuis terugbetaalde farmaceutische specialiteiten en generische geneesmiddelen, met uitzondering van de bloedproducten toegediend aan de gehospitaliseerde patiënten, van elk ziekenhuis gedurende het laatst gekende dienstjaar;

b) 29 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis.

Voor de toekenning van het aantal punten worden de volgende berekeningen uitgevoerd :

1° Het aantal op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar verantwoorde bedden, verhoogd met de erkende NIC-, K- en A- bedden, wordt gewogen. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 wordt het aantal erkende bedden op 1 januari voorafgaand aan het financieringsjaar in aanmerking genomen. Daarbij wordt aan elk type bed de volgende coëfficiënt toegekend :

[(11) Service/Dienst Coefficient/Coëfficiënt
A 1
A1 1
A2 1
B 0,5
C 1
D 1
E 2
G 1
H 0,5
K 1
K (j) (d) 0,5
K (n) (n) 0,5
L 1
M 0,5
MIC 1
NIC 3
Sp 0,5
T 0,3
T (j) (d) 0,3
T (n) (n) 0,3
Lits de soins intensifs C, D et E/C-, D- en E-bedden intensieve zorgen 3

Het aantal bedden intensieve zorg wordt vastgesteld op basis van de punten, berekend op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar, per bed dat wordt toegekend op basis van de derde berekening zoals opgegeven in artikel 46, § 2, 2°, c.3), vermenigvuldigd met het aantal C-, D- en E-bedden en gedeeld door 4. Indien het ziekenhuis over een erkende functie intensieve zorg beschikt, bedraagt het minimum aantal bedden 6. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 is het aantal in aanmerking genomen bedden intensieve zorg gelijk aan 2 % van hun aantal erkende C-, D- en E-bedden met een minimum van 6 bedden indien ze over een erkende functie « intensieve zorg » beschikken.

2° Tot 150 gewogen bedden wordt 0,40 punten per schijf van 25 gewogen bedden toegekend. Wanneer er meer dan 150 gewogen bedden zijn, wordt 0,26 punten per schijf van 10 gewogen bedden toegekend;

c) 3 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis teneinde rekening te houden met de overeenkomstig de erkenningsnormen op te richten farmaceutische structuur. Voor de toekenning van het aantal punten wordt rekening gehouden met de grootte van het ziekenhuis, namelijk :

- ziekenhuizen met minder dan 450 gewogen bedden : 0 punt;

- ziekenhuizen met 450 tot 649 gewogen bedden : 2 punten;

- ziekenhuizen met 650 tot 849 gewogen bedden : 3 punten;

- ziekenhuizen met 850 tot 1.049 gewogen bedden : 4 punten;

- ziekenhuizen met 1.050 tot 1.249 gewogen bedden : 5 punten;

- ziekenhuizen met 1.250 en meer gewogen bedden : 6 punten;

d) 19 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de in elk ziekenhuis vastgestelde uitgaven, tijdens het laatst gekende dienstjaar, wat betreft de courante producten, de steriele producten, de producten voor magistrale bereidingen, hechtingsproducten en synthesemateriaal. Deze uitgaven worden in het aan de ziekenhuizen opgelegde algemeen rekeningenstelsel opgenomen respectievelijk onder de nummers 6002, 6003, 6004, 6007 en 6013.

Van de vastgestelde uitgaven wordt de tegemoetkoming afgetrokken van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bepaald in bijlage 10 van dit besluit;

e) 34 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis op de volgende manier :

Voor de hiernavermelde verstrekkingen betreffende het laatst gekende diensjaar worden de volgende punten toegekend :

- zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 100 verstrekkingen

- reanimatie : 0,25 punten per volledige schijf van 250 verstrekkingen

- interventionele radiologie : 0,25 punten per volledige schijf van 750 verstrekkingen

- zeer zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 50 verstrekkingen.

Desgevallend kunnen, indien het ziekenhuis geen enkel punt krijgt voor de zware en zeer zware heelkunde, de verstrekkingen van deze twee categorieën worden opgeteld teneinde punten voor de zware heelkunde te bekomen.

De voorvermelde verstrekkingen worden verduidelijkt in bijlage 11 van dit besluit;

f) De budgetten die voor elk ziekenhuis op basis van punten a), tot e), worden bepaald, worden samengeteld en het totaal vormt het theoretische budget B5.

De overgang van het op 31 december 1996 vastgestelde budget naar het theoretische budget gebeurt geleidelijk.

De correctie voor het dienstjaar dat aanvangt op 1 juli 2002 wordt vastgesteld op 50 % van het verschil tussen het budget dat vastgesteld is op 31 december 1996 en het theoretisch budget. De correctie zal op 100 % gebracht worden over een periode van drie jaren.

Het budget dat voor ieder ziekenhuis wordt vastgesteld na correctie mag niet lager zijn dan 94.697,64 euro voor de private ziekenhuizen en 93.965,78 euro voor de openbare ziekenhuizen (index op 1 januari 2002).

Het geheel van de aldus vastgestelde budgetten mag het nationaal beschikbare budget niet overschrijden;

g) De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) gebeuren de volgende maal op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2007. De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.

In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.

In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2011.

§ 2. Onderdeel B5 van de diensten en bedden erkend onder kenletter Sp wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :

a) per erkend en bestaand bed wordt een bedrag toegekend van 661,11 euro (index 1 januari 2002);

b) wanneer het een geïsoleerde Sp-dienst betreft, mag het voor het geheel van de bedden van de dienst toegekende bedrag niet minder dan 37.320,50 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met 75 bedden en meer, en niet minder dan 18.660,25 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met minder dan 75 bedden;

c) onverminderd de bepalingen van punt b), mag het totaal van de toegekende budgetten het nationaal beschikbare budget niet overschrijden.

De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met c) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.

In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011.

§ 3. Onderdeel B5 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :

a) het aantal bestaande en erkende bedden wordt gewogen.

Daarbij dient er verwezen te worden naar de in § 1, b), 1° opgenomen tabel;

b) de waarde van onderdeel B5 wordt daarna als volgt vastgesteld (index 1 januari 2002) :

- voor de ziekenhuizen met minder dan 75 gewogen bedden : 21.592,58 euro;

- voor de ziekenhuizen met 75 tot 119 gewogen bedden : 57.446,92 euro;

- voor de ziekenhuizen met 120 tot 149 gewogen bedden : 86.170,38 euro;

- voor de ziekenhuizen met 150 tot 179 gewogen bedden : 114.893,83 euro;

- voor de ziekenhuizen met 180 en meer gewogen bedden : 150.881,46 euro.

Het totaal van de toegekende budgetten mag het nationale beschikbare budget niet overschrijden.

De berekeningen waarvan sprake hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.

In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.

In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011. ».

Art. 10. In artikel 78, 1°, b), vijfde lid van hetzelfde besluit, worden de woorden « in bijlage 3 bij dit besluit, punt 3bis, » vervangen door de woorden « in bijlage 17 bij dit besluit, ».

Art. 11. In artikel 79, 6°, vierde lid van hetzelfde besluit wordt in de Nederlandse tekst de derde gedachtestreep als volgt vervangen :

« - de geboortedatum, ».

Art. 12. In artikel 79bis, § 2, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling :

« Dit complement wordt in meerdere fasen gefinancierd :

- in 2006 : 195 euro;

- in 2007 : 322 euro;

- in 2008 : 450 euro;

in 2009 : 498 euro. ».

Art. 13. In artikel 79ter, § 1 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid vervangen als volgt :

« Vanaf 1 januari 2006 wordt voor de 1ste fase een provisioneel bedrag van 3.420.463,90 euro verdeeld onder de openbare ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's vermenigvuldigd met 40 %.

Vanaf 1 januari 2008 wordt voor de 2de fase een provisioneel bedrag van 2.879.719 euro verdeeld tussen de ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's 2005 in kwestie. ».

Art. 14. in artikel 79quinquies van hetzelfde besluit worden de paragrafen 5 en 6 ingevoegd, luidende :

« § 5. Vanaf 1 januari 2008 worden er 4 VTE's gefinancierd in de algemene ziekenhuizen die beschikken over erkende G-bedden en die werden geselecteerd na de projectoproep van DG1 van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, ten belope van 45.881 euro per VTE, om de interne liaison te verzekeren.

§ 6. Om de proefprojecten pediatrische hemato-oncologie te ondersteunen in de ziekenhuizen die een overeenkomst ondertekend hebben met de minister bevoegd voor Volksgezondheid, worden er vanaf 1 januari 2010 2 VTE's sociaal assistent, logopedist, psycholoog of diëtist gefinancierd, waaronder ten minste één VTE sociaal assistent, ten belope van 50.656 euro per VTE binnen de grenzen van het beschikbaar budget van 709.184 euro (index 01/01/2010). ».

Art. 15. Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 79septies ingevoegd, luidend als volgt :

« 79septies. Met ingang van 1 januari 2008 wordt een jaarlijkse functionele toelage van 816,80 euro (index 01/07/2005) toegekend aan de hoofdverpleegkundigen, verpleegkundigen-hoofd van dienst van het tussenkader en de hoofdparamedici van de ziekenhuizen, die een geldelijke anciënniteit van minstens 18 jaar hebben alsook de opleiding hebben genoten die vereist is krachtens de besluiten waarbij hun functie wordt omschreven.

Het bedrag wordt berekend door het aantal toelaatbare VTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 1.099,98 euro, zijnde 816,80 euro verhoogd met de patronale lasten (index 01/07/2005). ».

Art. 16. In hetzelfde besluit artikel 79octies wordt vervangen als volgt :

« Art. 79octies. Er worden in drie fasen 2.309 VTE's verpleegkundigen, zorgkundigen of paramedisch personeel per 30 erkende bedden gefinancierd in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten-palliatieve zorg, K- en NIC-bedden.

De fasen zijn de volgende :

1° op 1 januari 2008 is een pilootstudie opgezet naar de onmiddellijke vervanging en de communicatie van de uurroosters in de ziekenhuissector.

Die studie heeft tot doel de mobiele equipe te versterken, bepaald bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 houdende vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen.

Daartoe worden 319 VTE's ten belope van 46.981,24 euro per VTE toegewezen aan de door het universitair ad-hocteam geselecteerde ziekenhuizen.

Tijdens de herziening van dienstjaar 2008 zal worden nagegaan of het aantal VTE's gefinancierd per ziekenhuis dat aan de pilootstudie deelneemt wel degelijk aan de mobiele equipe werd toegewezen.

2° op 1 juli 2009 worden 1042 VTE's verdeeld onder de ziekenhuizen die tijdens de eerste fase niet werden geselecteerd, naar rata van minimum 0,5 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten;

3° op 1 januari 2011 worden de resterende 948 VTE's verdeeld onder alle ziekenhuizen teneinde 1 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten te warborgen.

Vanaf 1 juli 2010 wordt het behoud van de krachtens punten 1° en 2° toegekende financiering en de krachtens punt 3° voorziene financiering onderworpen, voor de private sector, aan het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst binnen de paritaire commissie of, bij ontstentenis, bij een lokaal akkoord en, voor de openbare sector, aan een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol Nr. 2009/04 betreffende de onderhandelingen die op maandag 22 juni 2009 werden gevoerd in het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (Comité C), met betrekking tot de volgende domeinen :

- het voldoende op voorhand bezorgen van de uurroosters;

- de inachtneming van de op voorhand bezorgde uurroosters en de sancties verbonden aan wijzigingen in de uurroosters;

- de onmiddellijke vervanging bij afwezigheid.

Indien er een lokaal akkoord is ondertekend, moet een kopie naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden verstuurd.

Het ziekenhuis dat nog geen kopie van een plaatselijk akkoord heeft bezorgd kan te allen tijde deze kopie bezorgen en van de hierboven bedoelde financiering genieten vanaf de eerstvolgende berekening van zijn budget van de financiële middelen. » .

Art. 17. Artikel 80 van hetzelfde besluit wordt vervolledigd door de paragrafen 5 tot 7, luidende :

« § 5. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies en 79septies vanaf 1 januari 2008 met 0,78 % verhoogd.

§ 6. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2009 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % verhoogd.

§ 7. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2010 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 48bis, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 73, 73bis, 73ter, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 79octies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % voor de algemene ziekenhuizen en met 0,84 % voor de psychiatrische ziekenhuizen verhoogd. » .

Art. 18. In artikel 85 wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :

« Art. 85. § 1. a) Het deel B, behalve artikel 74octies, wordt gekoppeld aan de « gezondheidsindex » zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1983 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Niettemin moet de indexering van de financieringen, toegekend overeenkomstig de bepalingen van een contract afgesloten met de minister bevoegd voor volksgezondheid of zijn afgevaardigd ambtenaar, expliciet voorzien zijn in de bewoordingen van het contract.

b) Het deel B dat bij het begin van elk dienstjaar wordt vastgesteld, wordt opgesteld in functie van het geldende indexcijfer van de consumptieprijzen en van de indexhypothesen, die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de Staatsbegroting, bekend op het ogenblik van de betekening.

Na beëindiging van het dienstjaar wordt er een positieve of negatieve aanpassing uitgevoerd in functie van de werkelijke indexgegevens. » .

Art. 19. In artikel 92 van hetzelfde besluit, wordt de bepalingen onder 10. vervangen als volgt :

« 10. onderdeel B9, wat betreft de artikelen 79bis en 79septies; ».

Art. 20. In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° punt 2.4.3. wordt aangevuld als volgt :

« g) Verblijven behorend tot APR-DRG 004 « tracheotomie behalve voor aandoeningen van het gelaat, de mond en de hals. »;

2° punt 2.4.4. wordt aangevuld als volgt :

« d) de subgroepen van APR-DRG 004 « tracheotomie behalve voor aandoeningen van het gelaat, de mond en de hals. »;

3° De bepalingen onder 3bis., 3bis.1. en 3bis.2. worden opgeheven met ingang van 1 juli 2007;

4° in punt 4.3.2.2., 2e lid, worden het 9e en 10e punt als volgt vervangen :

« • de « operating room procedure » (ICD-9-CM-code) werd in de loop van de referentieperiode (MKG van de drie laatst gekende registratiejaren) in minstens 33 % van de gevallen in daghospitalisatie uitgevoerd, en nationaal konden er minstens 90 oneigenlijke klassieke ziekenhuisverblijven worden geteld; het verblijf omvat geen andere « operating room procedure(s) » dan die die werden geteld in de lijst van procedures die voldoen aan de criteria van 33 % der gevallen in daghospitalisatie en nationaal 90 oneigenlijke klassieke ziekenhuisverblijven;

• voor de verblijven behorend tot APR-DRG 097 « adenoidectomie en amygdalectomie », is de leeftijd van de patiënt strikt lager dan 14 jaar;

• voor de verblijven behorend tot één van de medische APR-DRG's opgesomd in tabel 1 (cf. punt 4.3.2.1.) : het verblijf heeft minstens één RIZIV-nomenclatuurcode uit de lijst B (cf. punt 4.2.2.). » .

Art. 21. In bijlage 9 bij hetzelfde besluit worden volgende nomenclatuurcodes en codes ingevoegd :

Nomenclature - Nomenclatuur Code (1)
246912-246923 4
246934-246945 3

Art. 22. Het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt opgeheven.

Art. 23. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van artikel 11 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2005, de artikelen 20 et 21 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2007 en de artikelen 4, 6, 9 en 10 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2008. De artikelen 6, 10, 16 en 21 treden buiten werking respectievelijk op 1 juli 2009, 1 juli 2010, 1 juli 2009 en 1 juli 2011.

Art. 24. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

[divider line_color="#ddd"]


Publicatie : 2012-01-09

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

17 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikel 105, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, vernietigd, vanaf 16 september 2009, bij arrest nr. 196.106 van de Raad van State van 16 september 2009;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op de advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 8 september 2011;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 maart 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, gegeven op 18 juni 2012;

Gelet op het advies 51.718/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 13 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wordt de bepaling 1° aangevuld met de woorden « , behalve de instrumentisten van de operatieafdeling; ».

Art. 2. Artikel 15 van hetzelfde besluitworden de bepalingen onder 32° en 33° ingevoegd, luidende :

« 32° de middelen die worden toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden teneinde de coördinatie van het zorgtraject te garanderen en de psychologische begeleiding van zwaar verbrande patiënten te ondersteunen;

33° het forfaitaire bedrag dat de kosten dekt waarvan sprake in artikel 94bis van de wet op de ziekenhuizen. ».

Art. 3. In artikel 31, § 3, van hetzelfde besluit wordt de bepalingen onder 2° ingevoegd, luidende :

« 2° voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:

a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;

b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:

- minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,

- van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,

- van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,

- van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,

- van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,

- van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten

en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;

c) het bestralingsapparaat wordt ten belope van 90.000 euro in rekening gebracht met dien verstande dat het apparaat in gebruik is en het een lineaire versneller is;

d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);

e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;

f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ».

Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur. ».

Art. 4. In artikel 42, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de 4e bewerking wordt geschrapt;

2° in de '6e bewerking' worden de woorden « 4e bewerking » vervangen door de woorden « 3e bewerking »;

3° het tweede lid van de 7e bewerking wordt als volgt aangevuld :

« - op 60 % van het verschil tussen het op 1 juli 2005 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.

- op 100 % van het verschil tussen het op 1 juli 2006 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat. »;

4° in de '7e bewerking' worden de zin beginnend met de woorden « De volgende aanpassing » en de zin beginnend met de woorden « Niettemin » geschrapt;

5° in de '8e bewerking' worden de woorden « 4e bewerking », « 25 % » en « 1 juli 2004 » respectievelijk vervangen door de woorden « 3e bewerking », « 60 % » en « 1 juli 2005 ». »;

Art. 5. Na artikel 42 van hetzelfde besluit, wordt de titel van onderafdeling 3 vervangen door de volgende titel :

« Onderafdeling 3. - Onderdeel B1 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten ».

Art. 6. Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:

« Art. 43. § 1. Het budget geïsoliseerde G-diensten en van de Sp-diensten] buiten de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B1 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B1 berekend als volgt :

1° indien JR > Q

(B1 x Q) + [(JR - Q) x 0,25 x B1]

2° indien JR = Q

B1 x Q

3° indien JR < Q

B1 x JR

waarbij :

JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;

Q = quotum van verpleegdagen 2002, bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;

B1 = waarde per dag op 30 juni 2002 van onderdeel B1 buiten toepassing van de middelen betreffende de kosten van aansluiting, bedoeld in artikel 15, 23°.

§ 2. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten met 80 bedden en meer een forfaitair bedrag van 20.427,88 euro (index 1 juli 2006) toegekend om de sociale dienst van de betrokken diensten te versterken.

Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.

§ 3. Het budget B1 van de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op 17.821, 03 euro (index op 1 januari 2002) per bed.

§ 4. Vanaf 1 juli 2006 wordt, teneinde de gestegen energiekosten te dekken, een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, dat als volgt wordt berekend:

X = A/B*C

waarbij :

A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 euro (index 1 juli 2006);

B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen;

C = totaal aantal m2 van het ziekenhuis overeenkomstig de volgende bepalingen :

- voor de Sp-diensten: kostenplaats 310 tot 319 met uitsluiting van 314;

- voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaats 314;

- voor de geïsoleerde Sp-diensten met uitzondering van de Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 310 tot 319, met uitsluiting van 314;

- voor de geïsoleerde Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 314;

- voor de geïsoleerde G-diensten: kostenplaatsen 020 tot 199 en 300 tot 309. ».

Art. 7. In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 2, tweede streepje, worden de woorden « , de meerkostindex » geschrapt;

2° § 7 wordt door de volgende bepaling aangevuld :

« Het aldus aangepaste budget B2 wordt het definitieve budget B2 genoemd. »;

3° § 8 wordt § 9 en § 9 wordt § 8;

4° in § 8, voorheen § 9, worden het derde lid weggelaten en het eerste lid door de volgende bepaling vervangen :

« De overgang van het huidige budget B2 naar het definitieve budget B2 gebeurt geleidelijk, de aanpassing wordt bepaald op 60 % voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2005. Die aanpassing wordt vastgesteld op 100% voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2006 volgens door Ons te bepalen modaliteiten die met name een sociale correctie-index zullen omvatten. »;

5° paragraaf 9 wordt vervangen als volgt :

« § 9. Indien blijkt dat de toegekende budgetten van respectievelijk :

- het personeel van de heelkundige, medische en pediatrische verpleegeenheden;

- het personeel van de onder andere kenletters erkende verpleegeenheden dan die bedoeld onder 1;

- het personeel van de spoedgevallendiensten

lager liggen dan het budget dat nodig is om de basisactiviteit van de drie groepen te dekken, wordt het in § 7, bedoelde budget aangepast met een bedrag M dat berekend wordt als volgt :

- voor elk van de drie groepen diensten wordt het verschil tussen de twee bovengenoemde budgetten bepaald, zijnde D1 voor de C-, D, E-bedden, D2 voor de andere bedden dan C, D, E en D3 voor de spoedgevallendienst;

- het bedrag (M) is het resultaat van de optelling van D1, D2 en D3.

Alle bedragen M voor het land mogen 5.100.000 euro (index 1 juli 2005) niet overschrijden. Desgevallend wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast.

Onder budget voor het personeel van de verpleegeenheden C, D en E enerzijds en voor het personeel van de verpleegeenheden anders dan C, D en E anderzijds en voor het personeel van de spoedgevallendienst verstaat men het resultaat van de vermenigvuldiging van het voor elk van de groepen van diensten toegekende aantal punten met de waarde van het punt, zoals bedoeld in § 6.

Het budget dat nodig is ter dekking van de basisactiviteit voor elk van de drie voornoemde groepen van diensten is gelijk aan de lasten voor het verpleegkundig en verzorgend personeel van die groepen verpleegeenheden berekend in toepassing van de onderstaande normen en op grond van de in artikel 46, § 4 bedoelde theoretische loonschalen.

In voorkomend geval worden bovengenoemde kosten beperkt :

- tot het aanwezig personeel in de voornoemde diensten gedurende het laatste gekende dienstjaar;

- er mee rekening houdend dat het percentage gekwalificeerd personeel ten opzichte van het totale verplegend en verzorgend personeel de 75 procent niet mag overschrijden.

Voor de toepassing van de voorgaande leden moeten de volgende personeelsnormen in acht genomen :

Service

Dienst
Normes

- Normen
Par nombre de lits justifiés

Per aantal verantwoorde bedden
C, D, B, L 12,- 30 bedden - lits
E 13,- 30 - bedden - lits
M 14,- 24 - bedden - - lits
MIC 1,5,- per bed - par lits
NIC 2,5,- per bed - par lits
G 12,- 24 bedden - lits
G paramedisch - paramédical 1,33 24 beden - lits
H 8,- 30 bedden - lits
A 16,- 30bedden - lits
K 16,- 20 bedden - lits
Erkende functie intensieve zorg ten belope van een functie van maximum 6 bedden per ziekenhuis - Fonction agréée de soinsintensifs à raison d'une fonction de 6 lits maximum par hôpital

of - ou :

C+ D+E van intensieve aard indien het ziekenhuis niet beschikt over een erkende functie intensieve zorg - C+D+E à caractère intensif si l'hôpital ne dispose pas de fonctionagréée de soins intensifs
2,- per bed voor 2 % van de verantwoorde C- + D-+ E-bedden met een minimum van 6 bedden : - par lit pour 2 % des lits C+D+E justifiés avec un minimum de 6 lits per bed voor 2 % van de verantwoorde bedden C- + D- + E-bedden - par lit pour 2 % des lits justifiés C+D+E
Spoedgevallendienst - Service d'urgences 6,- Indien het ziekenhuis erkend is voor een functie van eerste opvang van de spoedgevallen of voor een functie van gespecialiseerde spoedgevallenzorg. - Si l'hôpital est agréé soit pour une fonction de première prise en charge des urgences, soit pour une fonction de soins urgents spécialisés
Directie nursing - Direction de nursing 1,- per ziekenhuis - par hôpital
Middenkader - Cadre intermédiaire 1,- per 150 bedden - par 150 lits
IB volwassenen : Dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten - IB adultes : Service de traitement intensif des patients psychiatriques 15,- Per eenheid van 8 bedden ». - Par unité de 8 lits

Art. 8. In artikel 46 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 2, 2°, a), 1°, derde lid, worden de woorden « 30 % », « 70 % » en « tweede en derde lid. » respectievelijk vervangen door de woorden « 20 % », « 80 % » en « punt 2°. »;

2° in § 2, 2°, a), 2°, derde lid, worden de woorden « 30 % », vervangen door de woorden « 80 % »;

3° § 2, 2°, a), 3°, wordt geschrapt;

4° § 3, 2°, b), b.3) wordt door het volgende lid aangevuld :

« Voor de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg' en die voldoen aan de volgende voorwaarden :

- zich minstens 25 km van een ander ziekenhuis bevinden dat over een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg' beschikt of zich in een gemeenschap bevinden waar alleen de erkende functies gespecialiseerde spoedgevallen-zorg' zich op meer dan 25 km van elkaar bevinden,

- en over maximum 200 erkende bedden beschikken,

wordt het minimum van 15 punten tot 30 punten opgetrokken, met dien verstande dat na de toepassing van die regel het aantal voor het hele land toegekende punten het totale aantal voor het land beschikbare punten niet mag overschrijden. ».

Art. 9. Na artikel 46 van hetzelfde besluit wordt de titel van onderafdeling 6 door de volgende titel vervangen :

« Onderafdeling 6. - Onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten ».

Art. 10. Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 48. § 1. Het budget van Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget vastgesteld wordt, met dien verstande dat aan de onderstaande normen voldaan moeten worden.

Services

Diensten
Normes/lits - Normen/bedden Occupations

Bezetting
A (j+n) (d+n) 16/30 tussen / entre 80 en/et 100 %
A (j) (d) 10/30 tussen / entre 80 en/et 100 %
A (n) (n) 11/30 tussen / entre 80 en/et 100 %
T (j+n) (d+n) 20/60 tussen / entre 80 en/et 100 %
T (j) (d) 11,25/60 tussen / entre 80 en/et 100 %
T (n) (n) 12,37/60 tussen / entre 80 en/et 100 %
T (Vp) (Vp) 12/30 tussen / entre 80 en/et 100 %
K (j+n) (d+n) 26/20 tussen / entre 70 en/et 100 %
K (j) (d) 13/20 tussen / entre 70 en/et 100 %
K (n) (n) 13/20 tussen / entre 70 en/et 100 %
Psychogeriatrische aandoeningen Sp - Sp affections psycho-gériatriques 17,16/30 tussen / entre 80 en/et 100 %
Directie Nursing - DirectionNursing 1 per ziekenhuis voor de ziekenhuizen met 150 bedden of minder - par hôpital pour les hôpitaux de 150 lits et moins
Middenkader - Cadreintermédiaire 1 per 150 bedden voor de ziekenhuizen met meer dan 150 bedden - par 150 lits pour les hôpitaux de plus de 150 lits
IB volwassenen : Dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten - IB adultes : Service de traitement intensif des patients psychiatriques 15 Per eenheid van 8 bedden Par unité de 8 lit

Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B2 echter als volgt vastgesteld :

B2 X Q

waarbij :

Q = quotum van verpleegdagen 2002, vastgesteld bij toepassing van artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;

B2 = waarde per dag van Onderdeel B2 op 30 juni 2002, behoudens de financiering van het personeel bedoeld in artikel 15, 26°.

§ 2. Op 1 juli 2005 wordt het budget van het onderdeel B2 met een bedrag M verhoogd dat als volgt wordt berekend :

M = A x B x C

waarbij :

A staat voor het verschil in kwalificatiepercentage van het verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel door de gemiddelde kwalificatienorm van het ziekenhuis met de reële situatie van het jaar 1997 te vergelijken.

Om de gemiddelde kwalificatienorm te berekenen, wordt de volgende formule toegepast :

sigma Ns x bedden s/bedden h waarbij :

Ns = kwalificatienorm van de dienst in kwestie, namelijk :

A 81,25 %
Aj 100 %
An 81,82 %
T 81,25 %
Tj 100 %
Tn 81,82 %
T Vp 81,25 %
K 80,95 %
Kj 100 %
Kn 80 %
Sp psychogeriatrie/

Sp psychogériatriques
65,03 %

Bedden s = aantal erkende bedden van de dienst in kwestie op 1 januari 2005;

Bedden h = totaal van het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;

B = de personeelsnormen die overeenkomstig § 1 voor de op 1 januari 2005 erkende bedden zijn vastgesteld;

C = 4.500 euro (index 01/07/2005) geeft het gemiddelde kostenverschil tussen gekwalificeerd en niet-gekwalificeerd personeel weer.

Het geheel van M-bedragen voor het hele land mag 1.000.000 euro (index 01/07/2005) niet overschrijden. Desgevallend wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast. ».

Art. 11. In artikel 49 van hetzelfde besluit wordt de bepalingen onder 2° ingevoegd, luidende :

« 2°. Voor een radiotherapiedienst, erkend overeenkomstig het voormelde, in artikel 31, § 3, 2°, koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt een bedrag toegekend dat als volgt wordt berekend :

a) voor elke erkende dienst radiotherapie wordt een aantal punten toegekend dat als volgt wordt berekend :

sigma aantal prestaties x het aantal punten per prestatie

De prestaties en het aantal punten per prestatie zijn de volgende :

Prestations de radiothérapie

Radiotherapieprestaties
Punten

Points
N° 444113 - 444124 1
N° 444135 - 444146 2
N° 444150 - 444161 2,5
N° 444172 - 444183 3

b) - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten lager is dan 1.125 wordt een bedrag van 226.688 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.124 en lager dan 1.875 wordt een bedrag van 294.694 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.874 en lager dan 2.625 wordt een bedrag van 383.102 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 2.624 en lager dan 3.375 wordt een bedrag van 498.713 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 3.374 en lager dan 4.125 wordt een bedrag van 648.327 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.124 en lager dan 4.875 wordt een bedrag van 841.012 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

- voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.874 wordt een bedrag van 1.094.903 euro (index 1 juli 2005) toegekend.

De genoemde bedragen worden met 179,30 euro (index 1 juli 2005) per punt verhoogd. Het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien. ».

Art. 12. In artikel 50, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « van 3.945.969 euro (index 01/01/2005) » ingevoegd na de woorden « Binnen de grenzen van een budget ».

Art. 13. Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 60. § 1. Om het de acute ziekenhuizen mogelijk te maken de bijkomende kosten te dragen die niet gedekt worden door de reeds toegekende uitkering ingevolge de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, wordt er aan de acute ziekenhuizen, per VTE, een forfaitair bedrag van 2.172,46 euro (index 1 januari 2005) toegekend.

Dit bedrag wordt verhoogd pro rata van 225,56 euro (index 1 januari 2005) per VTE op 1 juli 2005.

§ 2. Om het de psychiatrische ziekenhuizen mogelijk te maken de bijkomende kosten te dragen die niet gedekt worden door de reeds toegekende uitkering ingevolge de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen, wordt er aan de bedoelde ziekenhuizen per VTE een forfaitair bedrag van 6.689,26 euro (index 1 januari 2005) voor de privé-ziekenhuizen en van 6.772,33 euro (index 1 januari 2005) voor de openbare ziekenhuizen toegekend afgeschaft. ».

Art. 14. Artikelen 69 en 71 van hetzelfde besluit worden geschrapt.

Art. 15. In hetzelfde besluit wordt een artikel 72° ingevoegd, luidende :

« Art. 72. Het budget toegekend aan de ziekenhuizen ter dekking van de kosten betreffende de vakbondspremie en de aansluiting bij de confederatie van de non-profitsector of elke andere gelijkwaardige organisatie voor de openbare sector, bedoeld in artikel 15, 23°, wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni 2005.

Ingeval een nieuw ziekenhuis (acuut, psychiatrische, Sp-, Sp palliatieve zorgen of geïsoleerde G-diensten) in gebruik wordt genomen, is het toe te kennen budget gelijk aan :

A x B

waarbij :

A = 0,1315 EUR (index 1 januari 2005)

B = aantal erkende bedden x 365 x 0,8. ».

Art. 16. In hetzelfde besluit worden de artikelen 74sexties en 74septies ingevoegd, luidende :

« Art. 74sexties. Teneinde de kosten ten laste te nemen waardoor de coördinatie van het zorgtraject kan worden gewaarborgd en de psychologische begeleiding van de zwaar verbrande patiënten kan worden ondersteund, wordt het onderdeel B4 van de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verhoogd met een bedrag van 48.000 euro (index 1 juli 2005) dat overeenstemt met de bezetting van 0,5 VTE A1 coördinator en 0,5 VTE psycholoog.

Art. 74septies. In geval van toepassing van artikel 101 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wordt het budget B4 verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald volgens de regels en voorwaarden die worden vastgesteld door Ons. ».

Art. 17. In artikel 78, 2°, van hetzelfde besluit wordt de bepalingen onder 2° ingevoegd, luidende :

« 2° Om rekening te houden met de specifieke taalproblemen en de culturele kenmerken van de opgenomen patiënten, wordt een bedrag van 1.330.366,22 euro (index 1 januari 2005) verdeeld onder de acute en psychiatrische ziekenhuizen die op vrijwillige basis vragen om een intercultureel bemiddelaar of een coördinator interculturele bemiddeling in dienst te mogen nemen, die het ziekenhuis bijstaat wat betreft de medische, verpleegkundige en andere gezondheidszorg-beroepsmatige aspecten in zijn rechtsverhoudingen jegens de voornoemde patiënten.

Deze ziekenhuizen worden na advies van de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geselecteerd door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, volgens een rangschikking opgesteld overeenkomstig de volgende criteria :

- het aantal opnamen van onderdanen van een andere Staat dan een Lidstaat van de Europese Unie;

- het aantal opnamen van onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie met uitzondering van het Koninkrijk België;

- voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars of een coördinator interculturele bemiddeling gefinancierd worden : de resultaten van een evaluatie van hun activiteiten door de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling.

De functie van intercultureel bemiddelaar kan worden vervuld door een persoon die aan de volgende voorwaarden beantwoordt :

a) of houder zijn van een universitair diploma of van een diploma van het hoger onderwijs van het lange type in een van de volgende vakgebieden : geneeskunde, een paramedische discipline, psychologie, antropologie, filologie, sociologie, tolk- en vertaalwetenschappen. Bovendien moet hij een theoretische opleiding gevolgd hebben in het domein van de interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg of een begeleide beroepservaring van minimaal 2 jaar kunnen bewijzen in hetzelfde domein,

b) houder of zijn van een diploma van hoger onderwijs van het korte type in een sociale of paramedische richting. Bovendien moet hij een theoretische opleiding gevolgd hebben in het domein van de interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg of een begeleide beroepservaring van minimaal 2 jaar kunnen bewijzen in hetzelfde domein,

c) of houder zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs aangevuld met een attest van een specifieke en erkende opleiding tot intercultureel bemiddelaar in de gezondheidszorg of een andere specifieke en erkende opleiding in the domein van de interculturele bemiddeling gelijkgesteld aan het hoger secundair technisch onderwijs en met een begeleide praktijkervaring. Of houder zijn van een attest van een specifieke en erkende opleiding in het domein van de interculturele bemiddeling gelijkgesteld aan het hoger secundair onderwijs met een bewezen beroepservaring in het domein van de interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg en een regelmatige deelname aan de vormings- en supervisiebijeenkomsten georganiseerd door de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling gedurende een periode van minimaal 2 jaar.

Een essentiële voorwaarde die geldt voor de drie beschreven profielen (a, b, c) is dat een interculturele bemiddelaar, naast één van de nationale talen, tenminste één taal van één van de doelgroepen beheerst. De doelgroepen zijn de verschillende groepen allochtonen die een gemiddeld lage sociaal-economische status hebben en die zich in een achterstandspositie bevinden, evenals de doven en gehoorgestoorden die zich in een doventaal uitdrukken. Voor coördinatoren interculturele bemiddeling geldt niet dat ze een taal van een van de doelgroepen moeten beheersen.

De leidinggevend ambtenaar kan na advies van de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling afwijkingen van de diplomavereisten toestaan. Dat gebeurt enkel wanneer het onmogelijk gebleken is om een kandidaat te vinden en in dienst te nemen die aan de diplomavereisten voldoet. Om een afwijking aan te vragen richt het ziekenhuis een brief t.a.v. de Directeur-generaal, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen, waarin men :

- meedeelt welke strategieën men gevolgd heeft om een geschikte kandidaat te vinden;

- een beschrijving geeft van de diploma's en mogelijk ook beroepservaring van de kandidaat intercultureel bemiddelaar of coördinator interculturele bemiddeling op grond waarvan men overtuigd is dat de betrokkene voor de functie geschikt is;

- een beschrijving geeft van het traject dat de betrokkene zal volgen om in de toekomst wel aan de gestelde diplomavereisten te voldoen. Wanneer de kandidaat intercultureel bemiddelaar of coördinator interculturele bemiddeling in dat verband reeds met een opleiding gestart is, moet dit door middel van een attest van aanwezigheid verstrekt door de onderwijsinstelling geattesteerd worden.

De dossiers m.b.t. de kandidatuur van de ziekenhuizen moeten voor 15 januari van het burgerlijk jaar van vaststelling van het budget worden toegestuurd aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen.

Ze dienen de volgende gegevens te omvatten :

1) het aantal opnamen van onderdanen van een andere staat dan een Lidstaat van de Europese Unie;

2) het aantal opnamen van onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie met uitzondering van het Koninkrijk België;

3) het type interculturele bemiddelaar (profiel a, b, of c, cf. supra) of coördinator interculturele bemiddeling (profiel a, b, of c) dat men in dienst wenst te nemen evenals de aanstellingsgraad;

4) enkel voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars gefinancierd worden : een verslag van de activiteiten van de interculturele bemiddelaars in het ziekenhuis;

5) enkel voor de ziekenhuizen waar reeds coördinatoren interculturele bemiddeling gefinancierd worden : een verslag van de activiteiten van deze coördinatoren, evenals van de externe of interne tolken, of interculturele bemiddelaars waarop ze in het kader van hun activiteiten een beroep hebben gedaan.

De Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling zal richtlijnen voor het opstellen van de verslagen genoemd onder 4 en 5 aan de betrokken ziekenhuizen meedelen.

Ziekenhuizen kunnen drie types aanvragen indienen :

1) Een aanvraag voor het aanstellen van een intercultureel bemiddelaar : Voor interculturele bemiddelaars geldt als een absolute voorwaarde dat de betrokkene een taal van één van de doelgroepen beheerst. Er kan een interculturele bemiddelaar gefinancierd worden op voorwaarde dat er een voldoende hoog aantal allochtone (of leden van hun familie) patiënten in het ziekenhuis opgenomen wordt, en (voor ziekenhuizen waar reeds een initiatief loopt) er een voldoende hoog aantal kwalitatief hoogstaande interventies plaatsvindt. Interculturele bemiddelaars moeten minimaal aan 3/43 van de supervisie- en vormingsbijeenkomsten georganiseerd door de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling deelnemen.

2) Een aanvraag voor het aanstellen van een coördinator interculturele bemiddeling : er kan een coördinator interculturele bemiddeling gefinancierd worden op voorwaarde dat er een voldoende hoog aantal allochtone patiënten in het ziekenhuis opgenomen wordt, en (voor ziekenhuizen waar reeds een initiatief loopt) er een voldoende hoog aantal kwalitatief hoogstaande interventies plaatsvindt uitgevoerd door de coördinator zelf, interne of externe tolken of interculturele bemiddelaars die onder leiding van de betrokken coördinator werken. Een bedrag dat overeenstemt met maximaal 0,4 VTE kan toegekend worden op voorwaarde dat er maandelijks in een algemeen ziekenhuis minimaal 20 interventies door interne of externe tolken of externe interculturele bemiddelaars gerealiseerd worden, of wanneer er ten minste 1 VTE interculturele bemiddelaar in de instelling in dienst is die door de betrokken coördinator begeleid wordt.

In psychiatrische instellingen volstaan 10 interventies per maand. Interculturele bemiddelaars die door het ziekenhuis aangeworven worden viaandere middelen dan de budget van financiële middelen dienen aan dezelfde criteria te voldoen als de interculturele bemiddelaars die met dit mechanisme gefinancierd worden. Wanneer dat niet het geval is (en wanneer er geen afwijking van het gevraagde profiel toegestaan werd), kunnen ze niet in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een coördinator interculturele bemiddeling. Ook moeten ze deelnemen aan minimaal 3/43 van de supervisie- en vormingsbijeenkomsten georganiseerd door de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling.

3) Een aanvraag voor de financiering van een coördinator interculturele bemiddeling en een intercultureel bemiddelaar : Het toegekende VTE voor beide functies samen stemt overeen met het VTE dat voor een aanvraag van een intercultureel bemiddelaar (cf. 1) toegekend zou worden. Daarbij kan maximaal 0,4 VTE coördinatiefunctie toegekend worden. Voor een ziekenhuis waar het initiatief reeds loopt kan deze financiering enkel behouden worden wanneer er of 1 VTE intercultureel bemiddelaar in het ziekenhuis werkt, of wanneer er een 0,5 VTE interculturele bemiddelaar in dienst is en er daarnaast in algemene ziekenhuizen minimaal 10 interventies (voor psychiatrische instellingen 5) per maand uitgevoerd worden door de coördinator zelf, interne of externe tolken, of externe interculturele bemiddelaars.

Het onderdeel B8 van het budget van de geselecteerde ziekenhuizen wordt verhoogd met een forfaitair bedrag per VTE van maximaal :

- 39.910,99 euro (index 1 januari 2005) voor de personen bedoeld onder punt a),

- 37.250,25 euro (index 1 januari 2005) voor de personen bedoeld onder punt b),

- 31.928,79 euro (index 1 januari 2005) voor de personen bedoeld onder punt c),

op basis van :

- hetkandidatuurdossier;

- enkel voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars actief zijn : de resultaten van een evaluatie van de bemiddelingsactiviteiten in de betrokken ziekenhuizen uitgevoerd door de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling;

- het advies van de Coördinatiecel Interculturele Bemiddeling van de hiervoor genoemde Federale Overheidsdienst.

De toegekende middelen mogen door de betrokken ziekenhuizen enkel gebruikt worden voor het in dienst nemen van interculturele bemiddelaars en coördinatoren interculturele bemiddeling. Binnen de instellingen moeten voor deze personen de functienamen intercultureel bemiddelaar' en coördinator interculturele bemiddeling' gebruikt worden. De taakinvulling van de interculturele bemiddelaars' en coördinatoren interculturele bemiddeling' moet in overeenstemming zijn met het takenpakket voor deze personen zoals beschreven op de webpagina's van site van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Het totale bedrag dat voor het aanwerven van coördinatoren interculturele bemiddeling uitgegeven kan worden, is beperkt tot 345.895,22 euro (index 1 januari 2005). ».

Art. 18. In artikel 80 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, luidende :

« § 3. Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 76quinquies, 77, 79 en 80 verhoogd vanaf 1 juli 2005 met 0,36 %. ».

Art. 19. In artikel 88, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in punt 1 wordt het woord « forfaitair » vervangen door de woorden « bij toepassing van artikel 29 »;

2° het tweede lid wordt geschrapt.

Art. 20. In artikel 89 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste streepje wordt de zin beginnend met de woorden « In dat geval... » geschrapt;

2° het derde streepje wordt geschrapt.

Art. 21. In artikel 91, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in punt 2°, wordt het woord « forfaitair » vervangen door de woorden « bij toepassing van artikel 29 »;

2° in punt 3°, b), eerste streepje, wordt de zinsdeel beginnend met de woorden « In geen geval... » geschrapt.

Art. 22. In artikel 99, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° * voor de acute ziekenhuizen, geïsoleerde G- en Sp-diensten' worden de woorden « , geïsoleerde G- en Sp-diensten » geschrapt;

2° na de titel * voor de acute ziekenhuizen' wordt een lid ingevoegd, luidende :

« * voor de geïsoleerde G- en Sp-diensten, buiten Sp-diensten voor palliatieve zorg : 100 % van het variabele gedeelte wordt per verpleegdag vereffend. Het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar wordt in aanmerking genomen. ».

Art. 23. In hetzelfde besluit wordt een artikel 101bis ingevoegd, luidende :

« Teneinde de facturatie niet te vertragen, kunnen de wijzigingen in de Lijst A In aanmerking genomen RIZIV-codes bij de identificatie van de gerealiseerde daghospitalisatie' zoals opgenomen in punt 6 van bijlage 3 onverwijld door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft ter kennis van de ziekenhuizen worden gebracht, voor zover die wijzigingen door de verschillende betrokken instellingen van het RIZIV zijn goedgekeurd.

Eenmaal per jaar worden die wijzigingen in bijlage 3 ingevoegd. ».

Art. 24. In bijlage 3 van hetzelfde besluit, punt 5 'Principes m.b.t. de conversie van het aantal verantwoorde dagen in een aantal verantwoorde bedden' in het lid beginnend met de woorden « Een maximale stijging van 12 %... » worden de beide percentages « 25 % » vervangen door het percentage « 50 % ».

Art. 25. Bijlage 6 van hetzelfde besluit 'Berekening van een ziekenhuis-meerkostindex per bezet C- en D-bed' wordt geschrapt.

Art. 26. In bijlage 8, 2., 2.c, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de zin « Hij wordt 2 indien :

- de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en

- de patiënt opgenomen is via de dienst 100 of de patiënt overleden is. » vervangen als volgt :

« Hij wordt 2 indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en opgenomen is via de dienst 100 of indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en overleden is. ».

Art. 27. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 16 september 2009 en de artikelen 8, 2/, 8, 4/, 14, 15 en 25 treden buiten werking respectievelijk op 1 juli 2011, 1 juli 2013, 1 januari 2010, 1 juli 2011 en 1 juli 2013.

Art. 28. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

[divider line_color="#ddd"]


Publicatie: 2012-01-09

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

17 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, artikel 105, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, artikelen 3, 7, 1° en 8, 2° vernietigd bij arrest nr. 208.435 van de Raad van State van 26 oktober 2010;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 juni 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, artikelen 5, 11 et 24 vernietigd bij arrest nr. 208.434 van de Raad van State van 26 oktober 2010;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 8 september 2011;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 maart 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 18 juni 2012;

Gelet op de adviezen 51.719/1/V en 51.716/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 29 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wordt vervangen als volgt :

« Art. 29. § 1. In afwijking van artikel 25 worden de volgende lasten, na afschrijving van de betoelaagde investeringen, forfaitair vergoed :

1° de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting;

2° de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair;

3° de lasten die verband houden met de afschrijving van het rollend materieel.

§ 2. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, aan de acute ziekenhuizen, bedoeld in artikel 46 van de wet op de ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend :

1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt in eerste instantie verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40, op basis van de kosten vastgesteld gedurende een dienstjaar.

Binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over de volgende activiteiten, op basis van de hiernavolgende waarden uitgedrukt in percentages:

   Universitaire

groep -

Groupe

Universitaire
< 200 bedden

< 200 lits
200 tot 299 bedden -

200 à 299 lits
300 tot 449 bedden -

300 à 449 lits
> 450 bedden - > 450 lits
Spoedgevallendienst Service d'urgences 3 3 3 5 3
Operatiekwartier Quartier opératoire 46 48 56 47 52
Materniteit Maternité 1 3 5 4 4
Intensieve neonatalogie

Néonatalogie intensive
5 3 - 1 6
Intensieve zorgen Soins intensifs 20 16 13 15 13
Andere diensten

Autres services
25 27 23 28 22

Wanneer er binnen een ziekenhuisgroep één of andere van de hierboven bedoelde activiteiten niet aanwezig is dan wordt het gedeelte van het beschikbare budget dat met die activiteit of activiteiten overeenstemt verdeeld onder de andere activiteiten van dezelfde groep, naar rato van de toegewezen bedragen.

2° a) het beschikbare budget voor de spoedgevallendiensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, b) aan elk ziekenhuis wordt toegekend;

b) het beschikbare budget voor de operatiekwartieren wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal operatiezalen dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, a), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;

c) het beschikbare budget voor de kraaminrichtingen wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal bevallingen van het laatst gekende dienstjaar;

d) het beschikbare budget voor de diensten intensieve neonatologie wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal erkende NIC-bedden;

e) het beschikbare budget voor de diensten intensieve zorg wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het artikel 46, § 2, 2°, c), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;

f) het beschikbare budget voor de andere diensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het budget van Onderdeel B2, bedoeld in het artikel 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar.

3° De bedragen berekend in toepassing van 2°, a) tot f), worden samengevoegd voor ieder ziekenhuis en het resultaat wordt "het forfait" genoemd. De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait gebeurt progressief.

De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :

- op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.

4° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 20.876.995 euro wordt het bedrag bedoeld in 3° verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :

M = A + (B x C/D)

waarbij:

A gelijk is aan 50% van het beschikbare budget, gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 90.769 euro;

B gelijk is aan 50 % van het beschikbare budget;

C gelijk is aan het budget B2 dat op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan het ziekenhuis is toegekend;

D gelijk is aan de som van de budgetten B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend;

Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.

§ 3. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 2° aan de acute ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend:

1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt eerst verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40 op basis van de kosten gedurende een dienstjaar. Vervolgens wordt het beschikbare budget binnen elke groep verdeeld naar rata van de som van de budgetten van onderdeel B1 en onderdeel B2 en dit met toepassing van de artikelen 42, 10e bewerking en 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar;

2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.

De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :

- op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.

3° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 19.980.230 euro wordt een bedrag M toegevoegd dat als volgt wordt berekend :

M = A + (B x C/D)

waarbij:

A gelijk is aan 60 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 104.244 euro;

B gelijk is aan 40 % van het beschikbare budget;

C gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9 aan het ziekenhuis worden toegekend;

D gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend.

Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.

§ 4. 1° Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1° en 2°, aan de ziekenhuizen en Sp-diensten en geïsoleerde G-diensten wordt toegekend, wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen naar rata van het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.

2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief. De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :

- op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.

3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:

M = 216,29 euro x Lihi

waarbij :

Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.

Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.

§ 5. 1° het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, en 2°, aan de psychiatrische ziekenhuizen wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen pro rata het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.

Om het aantal bedden te berekenen, wordt het aantal bedden voor daghospitalisatie vermenigvuldigd met 0,7.

2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.

De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :

- op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;

- op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.

3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:

M = 177,68 euro x Lihi

waarbij :

Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.

Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.

§ 6. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, zijn voor de eerste maal van toepassing vanaf 1 januari 1997.

Echter, voor de ziekenhuizen die genieten, gedurende de dienstjaren 1992 tot en met 1996, van een herziening van hun afschrijvingslasten van niet-medisch materieel wegens gesubsidieerde investeringen, afgeschreven voor de eerste maal tijdens één van de betreffende dienstjaren, worden de in 3, 1° en 2°, § 4, 1° en 2° en § 5, 1° en 2°, berekende forfaits vervangen tot het einde van de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering door de bedragen vastgesteld volgens de voornoemde herziening.

§ 7. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, kunnen om de drie jaar worden herzien.

De berekeningen van forfaits in toepassing van § 2, 1° en 2°, van § 3, 1°, van § 4, 1° en van § 5, 1° gebeuren voor de volgende maal op 1 juli 2006 en vervolgens om de drie jaar.

§ 8. De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Indien de reële lasten lager zijn dan de forfaitaire bedragen die overeenkomstig de §§ 2 tot 5, worden vastgesteld, dan zijn die forfaitaire bedragen van toepassing. De overgang naar de forfaits bedoeld in §§ 2 tot 5 gebeurt na de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering, op het moment dat deze forfaits het onderwerp uitmaken van een nieuwe berekening in toepassing van § 7, tweede lid. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich echter tot de berekende bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.

Indien niet aan de in het vorige lid vermelde voorwaarden wordt voldaan, blijven de forfaitaire bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, behouden.

§ 9. Het krachtens § 1, 3°, toegekende forfaitaire bedrag wordt vastgesteld op het niveau van de voor 2001 weerhouden lasten.

§ 10. Vanaf 1 januari 2008 wordt een bedrag van 16.291.000 euro verdeeld onder alle ziekenhuizen naar rato van het forfait bedoeld in §§ 3, 4 en 5, zoals werd aangegeven op 1 januari 2008. Dit bedrag dient prioritair besteed te worden aan de automatisering van het verpleegkundige luik van het patiëntendossier. » .

Art. 2. In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen als volgt:

« § 3. 1° Vanaf 1 juli 2005 wordt onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen met een forfaitair bedrag (M) verhoogd voor zover het budget B1 dat op 30 juni 2005 van kracht is, uitgedrukt per bed, onder het nationale gemiddelde ligt.

Het bedrag (M) wordt als volgt berekend :

M = 1.445.000 euro * bedden hi/bedden hz

waarbij :

- 1.445.000 euro (index 01/07/2005) gelijk is aan het beschikbare budget;

- bedden hi = het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;

- bedden hz = het aantal erkende bedden op 1 januari 2005 van de ziekenhuizen die beantwoorden aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid.

De toekenning van het bedrag M mag niet tot gevolg hebben dat het nieuwe budget B1 per ziekenhuisbed hoger ligt dan het nationale gemiddelde. Desgevallend wordt het bedrag M verminderd en wordt het aldus vrijgemaakte budget aan de andere betrokken ziekenhuizen toegekend.

2° Vanaf 1 juli 2006 wordt een bedrag van 2.445.000 euro (index 01/07/2006) verdeeld onder die psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 90% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.

Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :

2.445.000 * [(sigma1n A/(sigma1n N * 0,9 * N) - A]/(sigma1n [(sigma1n A/(sigma1n N * 0,9 * N) - A]

waarbij :

A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2006;

N = referentieaantal van het ziekenhuis.

3° Vanaf 1 juli 2007 wordt een bedrag van 2.445.000 euro verdeeld onder de psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 110% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.

Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :

2.445.000 * [(sigma1n A/sigma1n N * 1,1 * N) - A]/sigma1n [(sigma1n A/sigma1n N * 1,1 * N) - A]

waarbij :

A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2007;

N = referentieaantal van het ziekenhuis. » .

Art. 3. In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de paragraaf 2bis wordt vervangen als volgt :

« § 2bis. Voor de berekening van het aantal punten dat aan elk ziekenhuis wordt toegekend, zal de actualisering van de gegevens waarvan sprake in artikel 46, § 4, de volgende maal plaatsvinden op 1 juli 2007 en vervolgens om de twee jaar. » .

2° de paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :

« § 3. 1° Onder totaalbudget wordt verstaan het bedrag verkregen door de optelling van het budget voor onderdeel B2 van elk ziekenhuis op 30 juni, voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt.

Voor de vaststelling van het totale budget op 1 juli 2002, en tijdens de aanpassingsperiode, bedoeld in artikel 45, § 9, wordt het budget B2 op 30 juni 2002 van elk ziekenhuis als volgt vastgesteld :

1° indien JR > Q

(B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']

2° indien JR = Q

(B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q - JR)]

3° indien JR = Q

(B2 * Q)

Waarbij :

JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;

Q = verpleegdagenquotum 2002, zoals bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;

x = 25 % tenzij het ziekenhuis in 2001 een aantal NAL verkregen heeft, vastgesteld bij toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. In dat geval wordt x 60 % voor de dagen tussen 90 en 95 % bezetting en/of 45 % voor de in 2000 gerealiseerde dagen die hoger liggen dan de in 1996 gerealiseerde dagen. Voor de in 1996 gerealiseerde dagen die nog gerealiseerd worden in 2000 en die hoger liggen dan de dagen in 1989 wordt x 45 % voor zover deze dagen gedurende een dienstjaar tussen 1990 en 1996 tegen 45 % vergoed werden;

x' = 0 % tenzij de instelling in 2001 een aantal NAL verkregen heeft. x wordt in dat geval 25 %;

B2 = waarde per dag op 31 december 2001 van onderdeel B2, buiten toepassing van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen;

B2' = dagwaarde op 31 december 2001, buiten toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen.

Aan het aldus voor elk ziekenhuis vastgestelde budget wordt het bedrag toegevoegd met betrekking tot onderdeel B2 van de gerealiseerde prestaties in chirurgische daghospitalisatie bedoeld in punt 6 van bijlage 3 voortkomend uit de verdeling van het beschikbare budget voor het chirurgisch dagziekenhuis tussen onderdeel B1 en B2 op basis van de relatieve waarde van elkeen van deze onderdelen B1 en B2 voor elk ziekenhuis.

2° Op 1 juli 2005 wordt het op 30 juni 2005 beschikbare globale budget met 3.546.000 euro verhoogd.

3° Op 1 juli 2006 wordt een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :

X = A/B * C

waarbij :

A = beschikbaar budget van 9.661.667 euro (index 01/07/2006);

B = totaal aantal opnamen voor voormelde ziekenhuizen van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen;

C = totaal aantal opnamen voor het ziekenhuis van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen.

De gegevens opgenomen onder B en C worden door de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen verstrekt, en hebben betrekking op het laatst bekende dienstjaar. ".

4° Op 1 juli 2007 wordt een extra bedrag van 9.661.667 euro toegevoegd aan onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.

De in de punten 3° en 4° bedoelde bedragen worden verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, overeenkomstig de hierna in de punten a) en b) beschreven modaliteiten :

a) 75 % van het beschikbaar bedrag wordt verdeeld overeenkomstig de volgende modaliteiten :

1. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend :

1.1. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;

1.2. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;

1.3. ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.

Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten 1.1., 1.2. en/of 1.3. niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een financiering aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.

2. De drie hierboven vermelde ratio's worden als volgt gewogen :

- ratio onder 1.1. : met 0,25;

- ratio onder 1.2. : met 0,66;

- ratio onder 1.3. : met 1,00.

De ratio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.

De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.

3. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :

- 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.1.;

- 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.2.;

- 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.3.

De verdeling van het budget tussen de ziekenhuizen gebeurt op basis van het aantal van hun in aanmerking genomen gevallen in de berekening van elke voormelde ratio.

b) het saldo van het beschikbare budget wordt onder alle ziekenhuizen verdeeld per variabele, gedefinieerd in bijlage 17 bij dit besluit, in verhouding tot het nationale totaal overeenkomstig de volgende formule:

S x sigmaj Xj x ssj/sigmaj Yj x ssj

waarbij:

S = te verdelen bedrag;

Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;

Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;

ssj = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.

Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt een financiering aan het ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.

Vanaf 1 juli 2010 wordt het volgens de hierboven vermelde bepalingen berekend bedrag, vastgesteld op in waarde op 30 juni 2010. ».

Art. 4. In artikel 47 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « Voor de Sp-diensten » vervangen door de woorden « Voor de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten »;

2° § 2 wordt § 3;

3° Er wordt een § 2 ingevoegd, luidende :

« Binnen de perken van het beschikbare nationale budget van 18.039.000 euro (index 01/07/2005), wordt het budget van onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, uitgezonderd de Sp-diensten palliatieve zorgen, berekend overeenkomstig § 1, verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :

M = A - B

Indien B ≥ A dan M = 0

waarbij :

B = budget B2 bedoeld in § 1 op 30 juni 2005

A = VTE x 47.774,09 euro (index 01/07/2005) x 1,05

- waarbij VTE de volgende normen inzake verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel vertegenwoordigt :

- Sp-diensten cardiopulmonaire, neurologische, chronische en locomotorische aandoeningen : 17 VTE's per 30 bedden;

- Sp-diensten psychogeriatrische aandoeningen die zich buiten een psychiatrisch ziekenhuis bevinden : 17,16 VTE's per 30 bedden;

- geïsoleerde G-diensten : 13,33 VTE's per 24 bedden;

- een directeur/directrice verpleegkundige zorg voor de geïsoleerde Sp-diensten en de geïsoleerde G-diensten;

- een middenkader per 150 bedden.

M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend. ».

Art. 5. Un article 74octies est inséré, dans le même arrêté, rédigé comme suit :

« 74octies. Vanaf 1 januari 2007 wordt, op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, een jaarlijkse financiering van maximum 35.000 euro per VTE opgenomen in onderdeel B4 van de ziekenhuizen die laaggeschoolde jongeren aanwerven voor de globale projecten 'Veiligheid in de ziekenhuizen', 'Problematiek van de geïnterneerde gedetineerden' en 'Kinderverzorgsters in de pediatrische diensten', bedoeld in artikel 1, 1° tot 3° van het ministerieel besluit van 31 mei 2007 tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen.

Een herziening van het aan elk ziekenhuis toegekend budget is voorzien voor de jaren 2007 tot 2010, naar rata van de reële bezetting van de tijdens die jaren indienstgenomen VTE's. » .

Art. 6. In bijlage 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de titel wordt vervangen door de volgende titel :

« Definities van de verklarende variabelen en parameters m.b.t. het sociale profiel van het ziekenhuis en berekening van een sociale correctie-index. »;

2° in punt 1. 'Gegevensbronnen, wordt de derde gedachtestreep geschrapt;

3° punt 1.2. wordt geschrapt;

4° in punt 1.3. worden de variabelen 7 tot 13 geschrapt;

5° in punt 2. wordt de tabel vervangen als volgt :

Variabelen - Variables    Coefficient - Coefficient
leeftijd âge 0,1496
Rvv bim 0,1883
ihand ihand 0,4566
alleenstaand isolé 0,2793
forfait forfait 0,6195
leeftijd*bim âge*bim 0,1278
ihand*alleenstaand ihand*isolé 0,4747
ihand*forfait ihand*forfait - 0,2912
leeftijd*ihand âge*ihand 0,9959
leeftijd*alleenstaand âge*isolé 1,0208
leeftijd*forfait âge*forfait 0,566

6° een punt 3. wordt ingevoegd, luidend als volgt :

« 3. Berekening van een aantal verantwoorde ligdagen per ziekenhuis rekening houdende met een sociale correctie-index.

Berekening van het aantal verantwoorde ligdagen in functie van de sociale-correctie-index.

Een aantal verantwoorde dagen wordt berekend overeenkomstig de volgende formule :

S x sigmaj Xj x ssj / sigmaj Yj x ssj

waarbij :

S = te verdelen bedrag;

Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;

Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;

ssj = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.

Het aantal verantwoorde dagen in functie van de sociale correctie-index wordt verdeeld naar rato van de verantwoorde dagen, berekend volgens de methode gedefinieerd in bijlage 3, punt 3, voor de diensten gedefinieerd in bijlage 3, punten 3.2.1. tot 3.2.4. ».

Art. 7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van artikelen 3 en 6 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2007.

Art. 8. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2012.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX.

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.123

Online-infosessie: co-governance voor artsen in ziekenhuisbestuur (17/9 om 20u)

 

In het groter kader van de aan gang zijnde hervorming van de ziekenhuisfinanciering ligt ook het dossier van de co-governance van de artsen in het ziekenhuisbestuur op tafel.

Meer nog, het is zelfs ASGB/Kartel geweest die dit als eerste geïnitieerd heeft en dit op ons congres van maart 2023, zie ppt als bijlage bij dit bericht, waarna ook de andere ‘partijen’ er zijn over gaan nadenken. Op de ad hoc werkgroep inzake de ziekenhuishervorming o.l.v. Johan Kips dient dit de komende maanden gefinaliseerd te worden.

2024.122

RIZIV-toelichting over gebruik nieuwe nomenclatuurnummers voor bezoek WZC

 

We hebben u al gemeld dat er sinds 1 juni 2024 een nieuwe regeling bestaat voor bezoeken door huisartsen in een WZC, zie https://asgb.be/node/28817.

Idem voor dergelijke bezoeken door bepaalde artsen-specialisten, zie https://asgb.be/node/28823.

Welnu, op de website van het RIZIV werd op 30 augustus jl. bijkomende toelichting over het gebruik van deze nieuwe nummers gepubliceerd. Klik hiervoor op de onderstaande link: