Subsidiëring van ziekenhuisinfrastructuur

ASGB-BERICHT ASGB-BERICHT2017.129

Geachte collega

 

In het BS van 6/9/2017 verschenen 2 Besluiten van de Vlaamse Regering i.v.m. de subsidiëring van ziekenhuisinfrastructuur.

 

met collegiale groeten, het ASGB-bestuur


Publicatie: 2017-09-06

VLAAMSE OVERHEID

14 JULI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 8;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 31 januari 2017;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 9 mei 2017;
Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid, gegeven op 12 mei 2017;
Gelet op advies 60.973/3 en 61.651/3 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2017 en 10 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° herconditionering : de werken om een gebouw volledig of gedeeltelijk te strippen, of een wijziging van diensten die gepaard gaat met een herallocatie van diensten of functies met een noodzakelijke grondige aanpassing van de infrastructuur;
2° ziekenhuis : een instelling als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
3° psychiatrisch ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
4° universitair ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
5° categoraal ziekenhuis : een ziekenhuis dat uitsluitend beschikt over gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), al of niet samen met diensten voor gewone ziekenhuisopname (kenletter H), diensten Neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten (kenletter T) of diensten Geriatrie (kenletter G);
6° algemeen ziekenhuis : een ziekenhuis dat geen psychiatrisch, universitair of categoraal ziekenhuis is;
7° bed of plaats : een bed of plaats in een algemeen of universitair ziekenhuis, inclusief geïsoleerde gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G), een plaats in dagopname of een bed of plaats in een psychiatrisch ziekenhuis;
8° eenheid : een operatiezaal met inbegrip van het lokaal voor sterilisatie en de ontwaakzaal, een bed voor intensieve verzorging binnen de functie intensieve zorgen, het verloskwartier, de functie van lokale neonatale zorg (N*-functie), een bed in een dienst voor intensieve neonatologie (NIC-dienst), een bunker in een dienst Radiotherapie of een post van een centrum voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie;
9° Fonds : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
Art. 2. Ten laste van het Fonds worden aan exploitanten van erkende ziekenhuizen investeringssubsidies verleend volgens de bepalingen van dit besluit en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen.
De subsidies worden verleend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Ze worden verleend als compensatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de basisziekenhuisopdracht van het erkende ziekenhuis conform de voorwaarden die zijn bepaald in de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, in het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, in hoofdstuk VI van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en in de uitvoeringsbesluiten van die wettelijke en decretale regelingen, wat de kosten betreft die verband houden met investeringen in infrastructuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van die verplichtingen, om de toegang te waarborgen tot een kwalitatief hoogstaande en betaalbare gezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk is, waarbij de kosten grotendeels ten laste worden gelegd van collectieve voorzieningen.
Art. 3. De investeringssubsidies bestaan uit strategische forfaits en instandhoudingsforfaits die jaarlijks worden toegekend.
HOOFDSTUK 2. - Het strategisch forfait
Art. 4. Het strategisch forfait dekt de kosten voor de volgende investeringen :
1° de volledige nieuwbouw van het ziekenhuis;
2° de uitbreiding van de capaciteit van het ziekenhuis;
3° de herconditionering van het ziekenhuis.
Het strategisch forfait dekt ook de eerste roerende medische en niet-medische investeringen die verbonden zijn aan de investeringen, vermeld in het eerste lid.
Art. 5. Het strategisch forfait kan alleen worden toegekend als de exploitant van het ziekenhuis daarvoor een aanvraag indient bij het Fonds en als de investeringen, vermeld in artikel 4, passen in de zorgstrategische planning die de Vlaamse Regering bepaalt. Het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid adviseert over de conformiteit met de zorgstrategische planning.
Art. 6. Voor de algemene en de universitaire ziekenhuizen wordt het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
Voor de psychiatrische en de categorale ziekenhuizen wordt het strategisch forfait per bed of plaats bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
De bedragen die zijn vermeld in kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vastgesteld op de in de bijlage vermelde datum. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.
Art. 7. Het strategisch forfait dat jaarlijks voor een ziekenhuis wordt toegekend, is de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, bepaald conform artikel 6, in het eerste jaar dat het strategisch forfait voor de investering wordt toegekend. De voormelde forfaits worden voor een aandeel van 16% jaarlijks op 1 januari aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex. Na die indexatie worden ze verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 32%.
In functie van de evolutie van het algemene rentepeil kan de Vlaamse Regering de intrestvergoeding, vermeld in het eerste lid, aanpassen. Voor de investeringen waarvoor een strategisch forfait werd toegekend, zal de intrestvergoeding ongewijzigd blijven tijdens de looptijd van de leningen die het ziekenhuis heeft afgesloten om die investeringen te financieren.
Het strategisch forfait wordt toegekend vanaf de datum van de ingebruikname van de infrastructuur waarvan het forfait de investeringskosten dekt, op zijn vroegst vanaf het jaar 2017. Als de infrastructuur in gebruik wordt genomen in het laatste trimester van een jaar, kan het strategisch forfait voor dat jaar in het daarop volgende jaar worden uitbetaald.
Het strategisch forfait wordt aangepast in functie van de wijziging van het gebruik van de bedden, plaatsen of eenheden waarvan het forfait de investeringskosten dekt.
HOOFDSTUK 3. - Het instandhoudingsforfait
Art. 8. Het instandhoudingsforfait dekt de kosten om de bestaande onroerende en roerende infrastructuur in exploitatie te houden.
Art. 9. Voor de algemene en de universitaire ziekenhuizen wordt het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Voor de psychiatrische en de categorale ziekenhuizen wordt het instandhoudingsforfait per bed of plaats bepaald conform kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De bedragen, vermeld in kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vastgesteld op de in die bijlage vermelde datum. Ze worden jaarlijks op 1 januari aan de afgevlakte gezondheidsindex aangepast. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.
Art. 10. Het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid, bepaald conform artikel 9, wordt verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 10%.
In functie van de evolutie van het algemene rentepeil kan de Vlaamse Regering de vergoeding, vermeld in het eerste lid, aanpassen.
Art. 11. Het instandhoudingsforfait dat jaarlijks aan een ziekenhuis wordt toegekend, is de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9, eerste of tweede lid, die worden geïndexeerd conform artikel 9, derde lid, en die worden verhoogd conform artikel 10.
Het instandhoudingsforfait wordt aan het ziekenhuis toegekend zonder dat het ziekenhuis daarvoor een aanvraag hoeft in te dienen. Het bedrag van het instandhoudingsforfait wordt elk jaar aan het ziekenhuis meegedeeld en vereffend door het Fonds.
Het instandhoudingsforfait wordt aangepast in functie van de wijziging van de bedden, plaatsen of eenheden.
Art. 12. In afwijking van artikel 11, eerste lid, wordt voor de ziekenhuizen waarvan investeringslasten voor infrastructuur en medisch-technische diensten worden gedekt met toepassing van het koninklijk besluit van 25 april 2002, het jaarlijks toe te kennen instandhoudingsforfait op de volgende wijze bepaald : van de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9, eerste of tweede lid, van dit besluit, die worden geïndexeerd conform artikel 9, derde lid, van dit besluit, worden de bedragen, vermeld in het tweede of vierde lid, afgetrokken. Het verschil wordt verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 10%.
Voor de toepassing van het eerste lid worden, behalve wat het Universitair Ziekenhuis Gent betreft, de volgende bedragen afgetrokken :
1° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten van opbouw, vermeld in artikel 9, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
2° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten van grote onderhoudswerken, vermeld in artikel 9, tweede lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
3° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor herconditioneringswerken, vermeld in artikel 9, tweede lid, 4°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
4° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor investeringen in het kader van duurzame ontwikkeling, vermeld in artikel 9, tweede lid, 5°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
5° 0,33 x (geïndexeerd principieel akkoord/33);
6° het provisioneel bedrag voor de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur, vermeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002, voor de medische en de niet-medische uitrusting, vermeld in artikel 29, § 1, 1° en 2°, van dat besluit, zoals dat bedrag vóór 1 januari 2017 werd vastgesteld met toepassing van artikel 29, § 2 tot en met § 7, van voormeld besluit;
7° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor de aankoop van rollend materiaal, vermeld in artikel 9, tweede lid, 6°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002.
De aftrek, vermeld in het tweede lid, 5°, wordt toegepast in de nog resterende jaren waarin ter uitvoering van het principieel akkoord een gebruikstoelage wordt toegekend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. Als met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, een eenmalige subsidiebetaling heeft plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van de aftrek, vermeld in het tweede lid, 5°, het betaalde subsidiebedrag geacht in gelijke schijven betaald te zijn, verdeeld over twintig opeenvolgende jaren vanaf het jaar dat volgt op het jaar van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling.
Voor de toepassing van het eerste lid worden, wat het Universitair Ziekenhuis Gent betreft, de volgende bedragen afgetrokken :
1° 0,33 x elk van de bedragen, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 4° en 7° ;
2° het provisioneel bedrag, vermeld in het tweede lid, 6° ;
3° 0,33 x het bedrag, vermeld in artikel 10 van het decreet van 3 februari 2017 betreffende de re-integratie van het Universitair Ziekenhuis Gent in de Universiteit Gent;
4° het bedrag, vermeld in artikel 11 van het decreet, vermeld in punt 3°.
Als het bedrag van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, berekend met toepassing van het eerste lid, lager is dan het bedrag voor de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur, vermeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002, voor de medische en de niet-medische uitrusting, vermeld in artikel 29, § 1, 1° tot en met 3°, van dat besluit, wordt het laatst vermelde bedrag geacht het instandhoudingsforfait te zijn. Dat bedrag is gelijk aan het bedrag dat vóór 1 januari 2017 werd vastgesteld met toepassing van artikel 29, § 2 tot en met § 7 en § 9, van voormeld koninklijk besluit.
In dit artikel wordt verstaan onder :
1° koninklijk besluit van 25 april 2002 : het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;
2° geïndexeerd principieel akkoord : het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld op de datum van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling, naargelang van de aard van de investering, conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen.
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen
Art. 13. Zolang de Vlaamse Regering de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5, niet heeft bepaald, kan het strategisch forfait worden toegekend voor investeringen als vermeld in artikel 4, die dringend of onafwendbaar zijn. Het Fonds en het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid adviseren de Vlaamse Regering over het dringende of onafwendbare karakter van de investeringen.
Voor de toepassing van het eerste lid kunnen ook investeringen in aanmerking komen die zijn aangevat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit en die niet onder de toepassing van artikel 14, 15 of 16 van dit besluit vallen, als die investeringen ten vroegste vanaf 1 januari 2016 het voorwerp zijn van een eerste afschrijving. In afwijking van artikel 2 van dit besluit zijn op de aanvraag voor een strategisch forfait voor die investeringen de volgende bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen niet van toepassing : artikel 6, artikel 9, eerste lid, 6°, a), artikel 10, artikel 13, § 7 tot en met § 9, artikel 14 en, voor zover de infrastructuur die met de investering werd gerealiseerd al in gebruik is genomen, artikel 15, eerste lid, tweede zin.
Art. 14. Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, gebruikstoelagen heeft ontvangen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, of een eenmalige subsidiebetaling heeft ontvangen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, maar als voor die investering nog geen provisioneel bedrag is opgenomen in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis, kan het ziekenhuis ervoor kiezen om, in plaats van opname in het budget van de financiële middelen, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait aan te vragen. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 tot en met 7, derde lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. Het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid wordt bepaald conform kolom C of D van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, naargelang het basisbedrag van de investeringssubsidie, op basis waarvan de gebruikstoelage of de eenmalige subsidiebetaling is berekend, is vastgesteld op 60% of 10% van de goedgekeurde raming van de kosten van de investering. Als aan het ziekenhuis voor voormelde investering het strategisch forfait is toegekend en als het ziekenhuis, ten vroegste 25 jaar na ingebruikname van de infrastructuur die met die investering werd gerealiseerd, met betrekking tot die infrastructuur een nieuwe investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, uitvoert en daarvoor een strategisch forfait aanvraagt, wordt voor die nieuwe investering het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Voor de infrastructuur die het voorwerp uitmaakt van de nieuwe investering, zijn de bedragen van kolom C of D van bijlage 1 dan niet langer van toepassing.
De aanvraag, vermeld in het eerste lid van dit artikel, wordt met een aangetekende brief of op digitale wijze bij het Fonds ingediend. Ze bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van het ziekenhuis met de beslissing om het strategisch forfait aan te vragen en een verklaring op erewoord over de investering waarvoor de aanvraag wordt ingediend, met betrekking tot de toepassing van artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen. Het Fonds onderzoekt de aanvraag en legt binnen dertig dagen een ontwerp van brief ter ondertekening voor aan de minister. De beslissing van de minister, die het akkoord strategisch forfait verleent of weigert, wordt uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan het ziekenhuis meegedeeld met een aangetekende brief of op digitale wijze. In afwijking van artikel 2 van dit besluit zijn de volgende bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen niet van toepassing : artikel 8 tot en met 12, artikel 13 met uitzondering van het derde lid van paragraaf 6 en paragraaf 9, artikel 14 en artikel 22. De beslissing van de minister die het akkoord strategisch forfait verleent, bevat ook de opstartbeslissing strategisch forfait als de aanvraag ook op die opstartbeslissing betrekking heeft en als daaruit blijkt dat de infrastructuur die met de investering wordt gerealiseerd, al in gebruik is genomen. De investeringen, waarop de aanvraag betrekking heeft, worden van rechtswege geacht te passen in de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid kan het ziekenhuis ervoor opteren om voor de investering, vermeld in het eerste lid, de intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, te vervangen door een vergoeding van de reële intrestlasten volgens de regels die de minister bepaalt. De vergoeding van de reële intrestlasten is beperkt tot de looptijd van de leningen voor de investering, vermeld in het eerste lid. Nadien is de forfaitaire intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, van toepassing.
De bedragen van kolom C of D van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vastgesteld op de in die bijlage vermelde datum. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.
Art. 15. Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, een definitief principieel akkoord heeft verkregen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, als aan het ziekenhuis voor die investering nog geen gebruikstoelage conform dat besluit of een eenmalige subsidiebetaling conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is toegekend, en als voor die investering nog geen provisioneel bedrag is opgenomen in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis, kan het ziekenhuis ervoor kiezen om, in plaats van opname in het budget van de financiële middelen, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait aan te vragen en daarbij af te zien van zijn aanspraak op de voormelde gebruikstoelage of eenmalige subsidiebetaling. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 tot en met 7, tweede lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 7, derde lid, van dit besluit wordt het strategisch forfait toegekend vanaf het jaar na het jaar waarin het bevel is gegeven tot aanvang van de werken of waarin de bestelling is geplaatst.
Op de aanvraag, vermeld in het eerste lid, is artikel 14, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het eerste lid kan het ziekenhuis ervoor opteren om voor de investering, vermeld in het eerste lid, de intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, te vervangen door een vergoeding van de reële intrestlasten volgens de regels die de minister bepaalt. De vergoeding van de reële intrestlasten is beperkt tot de looptijd van de leningen voor de investering, vermeld in het eerste lid. Nadien is de forfaitaire intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, van toepassing.
Art. 16. Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, die een project met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord betreft als vermeld in artikel 8 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, een gunstig advies van de coördinatiecommissie heeft ontvangen met toepassing van artikel 69 of 71 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, kan aan het ziekenhuis op zijn aanvraag, in plaats van een gebruikstoelage als vermeld in dat besluit, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait worden toegekend voor zover de investering past binnen de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van dit besluit, of beantwoordt aan artikel 13 van dit besluit. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 en 7, eerste, tweede en vierde lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 7, derde lid, van dit besluit wordt het strategisch forfait toegekend vanaf het jaar na het jaar waarin tot de toekenning is beslist. Het Fonds vraagt zo nodig bij het ziekenhuis de aanvullende informatie op die de zorgstrategische planning of de procedureregels, vermeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit, vereisen.
Art. 17. § 1. Als een algemeen, een universitair, een psychiatrisch of een categoraal ziekenhuis een investering met betrekking tot diensten voor de functionele ondersteuning van bedden realiseert en als de ondersteunde bedden niet in dezelfde mate mee het voorwerp uitmaken van die investering, wordt aan het ziekenhuis tot dekking van de investeringskosten van die diensten een strategisch forfait toegekend. Het jaarlijks strategisch forfait bedraagt voor de algemene ziekenhuizen 40%, voor de universitaire ziekenhuizen 60% en voor de psychiatrische en categorale ziekenhuizen 30% van het jaarlijks forfait dat voor die bedden zou worden toegekend. Op dat percentage wordt de verhouding toegepast van de oppervlakte van de diensten voor de functionele ondersteuning die het voorwerp uitmaken van de investering ten opzichte van de aanvaarde totale oppervlakte van alle diensten voor de functionele ondersteuning van het betrokken ziekenhuis. Voor de bepaling van die oppervlakte kan de minister nadere regels bepalen. Het resterende percentage van het jaarlijks strategisch forfait voor die bedden kan pas worden toegekend na realisatie van de investeringen die op die bedden betrekking hebben.
In het eerste lid worden de volgende diensten en ruimten verstaan onder ondersteunende diensten :
1° administratie;
2° apotheek;
3° archief;
4° centrale inkomhal, onthaal en inschrijvingen;
5° centrale keuken;
6° circulatie (liften, trappen, hoofdgangen);
7° ergotherapie;
8° fysiotherapie;
9° informatica;
10° kleedkamers en overnachtingsruimtes personeel;
11° labo
12° logistiek;
13° medische beeldvorming, exclusief magnetische resonantie (MR);
14° mortuarium-autopsie;
15° nucleaire geneeskunde, exclusief Positron Emission Tomografie (PET);
16° spoeddienst;
17° technische ruimte, exclusief technieken operatiezaal;
18° vergaderruimte;
19° voor een psychiatrisch ziekenhuis : ruimte voor functionele readaptatie.
De minister kan de ondersteunende diensten, vermeld in het tweede lid, nader bepalen.
§ 2. Als een algemeen of een universitair ziekenhuis een investering met betrekking tot een lokaal voor centrale sterilisatie uitvoert en als niet alle operatiezalen die door het lokaal voor centrale sterilisatie functioneel worden ondersteund, mee het voorwerp uitmaken van die investering, wordt aan het ziekenhuis tot dekking van de investeringskosten van voormeld lokaal een strategisch forfait toegekend. Het jaarlijks strategisch forfait bedraagt 30% van het jaarlijks strategisch forfait dat zou worden toegekend voor de functioneel ondersteunde operatiezalen die niet mee het voorwerp uitmaken van de investering. Het resterende percentage van het jaarlijks strategisch forfait voor die operatiezalen kan pas worden toegekend na realisatie van de investeringen die op die operatiezalen betrekking hebben.
§ 3. Dit artikel is alleen van toepassing op ziekenhuizen die een investering uitvoeren als vermeld in artikel 13, en daarvoor het strategisch forfait aanvragen, en op ziekenhuizen die het strategisch forfait aanvragen conform artikel 14, 15 of 16, wat betreft de investering die in die bepalingen is vermeld.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 18. In artikel 29 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 december 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 tot en met 7 worden opgeheven;
2° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt :
" § 8. De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Als de reële lasten hoger zijn dan de forfaitaire bedragen zoals die op 1 juli 2012 werden berekend overeenkomstig paragraaf 2 tot en met 5, wordt het verschil tussen de reële lasten en die forfaitaire bedragen in aanmerking genomen. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich tot de bedragen zoals ze vóór 1 januari 2017 werden berekend met toepassing van paragraaf 2 tot en met 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.";
3° paragraaf 9 wordt opgeheven.
Art. 19. In het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, 16 mei 2014 en 15 januari 2016, wordt een artikel 92/3 ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Art. 92/3. Vanaf de datum van de bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen in het Belgisch Staatsblad kunnen voor ziekenhuizen geen ontvankelijke aanvragen tot goedkeuring van een masterplan en tot het verkrijgen van een principieel akkoord, vermeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 41, tweede lid, van dit besluit, en geen ontvankelijke aanvragen met betrekking tot projecten met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord, vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, en artikel 71, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden ingediend. Aanvragen die vanaf die datum worden ingediend, worden van rechtswege geacht niet ontvankelijk te zijn en worden niet onderzocht.
Voor zover ze op ziekenhuizen betrekking hebben worden de aanvragen tot goedkeuring van een masterplan en tot het verkrijgen van een principieel akkoord waarvoor vóór de datum, vermeld in het eerste lid, geen voorlopig of definitief principieel akkoord is verleend als vermeld in artikel 32 of 62, van dit besluit, en de aanvragen met betrekking tot projecten met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord waarvoor vóór de datum, vermeld in het eerste lid, de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 31 van dit besluit, geen gunstig advies heeft verleend als vermeld in artikel 69, § 1, tweede lid, of artikel 71, § 1, tweede lid, van dit besluit, geacht aanvragen te zijn voor een strategisch forfait als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen. Het Fonds vraagt zo nodig bij de betrokken ziekenhuizen de aanvullende informatie op die de procedureregels en de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 5 van dat besluit, vereisen.".
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 20. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 2017
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
J. VANDEURZEN

Bijlage 1. Bedragen van het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid
De bedragen van het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 6 en 14 van het besluit, zijn de volgende voor de algemene ziekenhuizen (AZ), de universitaire ziekenhuizen (UZ), de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de categorale ziekenhuizen (CZ) :

 

 Strategisch Forfait

Strategisch Forfait Bouwkalender 60-40

Strategisch Forfait Bouwkalender 10-90

AZ

 

 

per bed

8.577,38

4.484,62

7.895,25

per plaats dagziekenhuis

8.577,38

4.484,62

7.895,25

per OK-zaal

42.863,22

22.410,72

39.454,47

IZ (extra per bed)

4.780,26

2.499,33

4.400,11

NIC (extra per bed)

5.546,27

2.899,82

5.105,19

dialyse (per post)

4.995,98

2.612,11

4.598,67

verloskwartier (per 100 verlossingen)

2.997,59

1.567,27

2.759,20

N - functie (per 100 verlossingen)

5.495,58

2.873,32

5.058,54

bunker (radiotherapie)

70.965,69

37.103,89

65.322,05

 

 

 

 

UZ

 

 

per bed

13.411,90

7.012,32

12.345,31

per plaats dagziekenhuis

13.411,90

7.012,32

12.345,31

per OK-zaal

68.581,15

35.857,15

63.127,15

IZ (extra per bed)

7.960,33

4.162,00

7.327,27

NIC (extra per bed)

8.672,34

4.534,27

7.982,67

dialyse (per post)

7.993,57

4.179,38

7.357,88

verloskwartier (per 100 verlossingen)

2.997,59

1.567,27

2.759,20

N - functie (per 100 verlossingen)

5.370,68

2.808,02

4.943,57

bunker (radiotherapie)

70.965,69

37.103,89

65.322,05

 

 

 

 

PZ

 

 

per bed

8.309,62

4.423,16

7.661,88

per plaats dagziekenhuis

8.309,62

4.423,16

7.661,88

 

 

 

 

CZ

 

 

per bed

11.526,89

6.040,18

10.612,44

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
J. VANDEURZEN

Bijlage 2. Bedragen van het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid
De bedragen van het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9 van het besluit, zijn de volgende voor de algemene ziekenhuizen (AZ), de universitaire ziekenhuizen (UZ), de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de categorale ziekenhuizen (CZ) :

 

 Instandhoudingsforfait zonder correctiefactor

AZ

per bed (incl. IZ en NIC)

3.512,23

per plaats dagziekenhuis

3.512,23

per OK-zaal

17.551,44

IZ (extra per bed)

1.957,40

NIC (extra per bed)

2.271,06

dialyse (per centrum)

22.260,35

Verloskwartier (per 100 verlossingen)

1.227,44

N - functie (per 100 verlossingen)

2.250,31

bunker (radiotherapie)

29.058,71

 

 

UZ

per bed

5.491,85

per plaats dagziekenhuis

5.491,85

per OK-zaal

28.082,30

IZ (extra per bed)

3.259,56

NIC (extra per bed)

3.551,11

dialyse (per centrum)

22.260,35

Verloskwartier (per 100 verlossingen)

1.227,44

N - functie (per 100 verlossingen)

2.199,16

bunker (radiotherapie)

29.058,71

 

 

PZ

per bed

3.359,01

per plaats dagziekenhuis

3.359,01

 

 

CZ

per bed

4.764,77

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
J. VANDEURZEN

Bijlage 3. Berekeningsmethodiek
De berekening van het strategisch forfait vertrekt van het MB van 11 mei 2007 tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst (= het MB).
De berekening van de forfaits per parameter vertrekt van het aantal vierkante meter en de bouwplafondprijs per vierkante meter uit het MB. De prijzen per vierkante meter zijn bepaald met de index op 31/12/2006 (1,47849) en worden geïndexeerd naar de bouwindex van 2016 (1,56503).
Een omslagsleutel(1) die toegepast wordt in kader van het federaal gedeelte van de financiering van de ziekenhuisinfrastructuur wordt hierbij ook toegepast op een gedeelte van 40%. De omslagsleutels die in dit kader gehanteerd worden, zijn; 70% voor algemene ziekenhuizen (AZ), 65% voor universitaire ziekenhuizen (UZ) en 95% voor psychiatrische (PZ) en categorale ziekenhuizen (CZ).
De berekening per bed, plaats dagziekenhuis, NIC-bed en N-functie in een AZ is dan als volgt:
Bouwplafondprijs * 1,56503/1,47849 * 60% + Bouwplafondprijs * 1,56503/1,47849 * 40% * 70%
Voor dezelfde parameters in een universitair ziekenhuis, psychiatrisch ziekenhuis en categoraal ziekenhuis is het laatste percentage dan respectievelijk 65%, 95% en 95%.
Voor de parameters operatiekwartier, IZ-bed, MIC-bed, dialysepost, verloskwartier en radiotherapiebunker wordt het 40%-deel volledig genomen. De berekeningswijze van de prijs per vierkante meter voor deze parameters is hetzelfde ongeacht het type van ziekenhuis:
Bouwplafondprijs * 1,56503/1,47849
Om tot een globaal bouwplafond (= prijs in onderstaande breuken) te komen per parameter wordt - na het uitvoeren van bovenstaande bewerking - het aantal vierkante meter vermenigvuldigd met de aangepaste bouwplafondprijs per vierkante meter.
Het resultaat vormt de basis om tot het strategisch forfait en het instandhoudingsforfait te komen.
Het strategisch forfait voor elke parameter in een AZ, UZ of CZ wordt als volgt berekend:
prijs * 21% BTW * 10% alg K * 10% k boven bouwplaf * 30% herconditionering + prijs * 21% BTW * 20% roerende investering/40
10% alg k = 10% algemene kosten
10% kosten boven bouwplaf = 10% kosten boven bouwplafond
De laatste term berekent de forfaitaire toeslag voor de eerste roerende medische en niet-medische investeringen.
Bij afwezigheid van medische uitrusting in een psychiatrisch ziekenhuis wordt ervan uit gegaan dat de eerste roerende investeringen 8% bedragen. Het strategisch forfait voor elke parameter in een PZ wordt als volgt berekend:
prijs * 21% BTW * 10% alg K * 10% k boven bouwplaf * 30% herconditionering + prijs * 21% BTW * 8% roerende investering/40
Het instandhoudingsforfait voor elke parameter in een AZ, UZ of CZ wordt als volgt berekend:
prijs * 21% BTW * 10% alg k * 10% k boven bouwplafond * 60%/40
Enkel voor de parameters in een psychiatrisch ziekenhuis bedraagt het laatste percentage niet 60% maar 55% (Uitgaande van een lager aandeel terugkerende roerende investeringen.). Het instandhoudingsforfait voor elke parameter in een PZ wordt als volgt berekend:
prijs * 21% BTW * 10% alg k * 10% k boven bouwplafond * 55%/40
Het strategisch forfait voor bouwkalenderprojecten: dit vervangt het deel dat in het BFM zou worden opgenomen. Het VIPA-deel is reeds gesubsidieerd door de gebruikstoelagen van het principieel akkoord (BVR 18 maart 2011).
Voor projecten die voor 60% door VIPA werden gefinancierd, wordt het strategisch forfait als volgt berekend:
strategisch forfait * 40% + prijs * 21% BTW * 10% alg k * 10% k boven bouwplaf * 30% herconditionering * 60%/40
Bij de 40% waarvoor nog geen subsidies werden ontvangen, wordt het deel van het forfait voor herconditionering dat gerelateerd is aan het VIPA-gesubsidieerd deel bijgeteld. Dit heeft tot gevolg dat het strategisch forfait in dit geval afwijkt van de loutere toepassing van 40% op het strategisch forfait aan 100%.
Voor projecten die voor 10% door VIPA werden gefinancierd wordt het strategisch forfait als volgt berekend:
strategisch forfait * 90% + prijs * 21% BTW * 10% alg k * 10% k boven bouwplaf * 30% herconditionering * 10%/40
Bij de 10% waarvoor nog geen subsidies werden ontvangen, wordt het deel van het forfait voor herconditionering dat gerelateerd is aan het VIPA-gesubsidieerd deel bijgeteld. Dit heeft tot gevolg dat het strategisch forfait in dit geval afwijkt van de loutere toepassing van 90% op het strategisch forfait aan 100%.
__________
(1) Het begrip `omslagsleutel' wordt door de dienst Boekhouding ziekenhuizen van de FOD Volksgezondheid gebruikt in het kader van het Budget van Financiële Middelen (BFM) zowel voor de berekening van de werkingskosten als de investeringslasten die in het BFM aanvaard worden.

 


VLAAMSE OVERHEID

14 JULI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 8;
Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 31 mei 2017;
Gelet op advies 61.652/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° aanvrager: een rechtspersoon die een erkend ziekenhuis exploiteert en die voor dat ziekenhuis een aanvraag van een strategisch forfait indient;
2° agentschap Zorg en Gezondheid: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";
3° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis dat geen psychiatrisch, universitair of categoraal ziekenhuis is;
4° bed of plaats: een bed of plaats in een algemeen of universitair ziekenhuis, inclusief geïsoleerde gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G), een plaats in dagopname of een bed of plaats in een psychiatrisch ziekenhuis;
5° besluit van 14 juli 2017: het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;
6° categoraal ziekenhuis: een ziekenhuis dat uitsluitend beschikt over gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), al of niet samen met diensten voor gewone ziekenhuisopname (kenletter H), diensten Neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten (kenletter T) of diensten Geriatrie (kenletter G);
7° coördinatiecommissie: de commissie, vermeld in artikel 12 van dit besluit;
8° eenheid: een operatiezaal met inbegrip van het lokaal voor sterilisatie en de ontwaakzaal, een bed voor intensieve verzorging binnen de functie intensieve zorgen, het verloskwartier, de functie van lokale neonatale zorg (N*-functie), een bed in een dienst voor intensieve neonatologie (NIC-dienst), een bunker in een dienst Radiotherapie of een post van een centrum voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie;
9° Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
10° herconditionering: de werken om een gebouw volledig of gedeeltelijk te strippen, of een wijziging van diensten die gepaard gaat met een herallocatie van diensten of functies met een noodzakelijke grondige aanpassing van de infrastructuur;
11° instandhoudingsforfait: de investeringssubsidie, vermeld in hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017;
12° investeringssubsidies: strategische forfaits en instandhoudingsforfaits;
13° masterplan: globale en beschrijvende schets met kostenraming van het geplande project of de geplande projecten, met vermelding van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;
14° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
15° project: het voorwerp van de geplande investering, omschreven in het masterplan, waarvoor een strategisch forfait wordt gevraagd;
16° projectdelen: de onderdelen van een project die op verschillende tijdstippen in gebruik zullen worden genomen;
17° psychiatrisch ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
18° strategisch forfait: de investeringssubsidie, vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van 14 juli 2017;
19° universitair ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
20° ziekenhuis: een instelling als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
Art. 2. Ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden kan door het Fonds, binnen de beschikbare begrotingskredieten, een strategisch forfait en een instandhoudingsforfait toegekend worden voor erkende ziekenhuizen conform de regels, vermeld in dit besluit en in het besluit van 14 juli 2017.
HOOFDSTUK 2. - Proceduregels voor het strategisch forfait
Afdeling 1. - Algemene voorwaarden
Art. 3. De aanvrager komt alleen in aanmerking voor een strategisch forfait als hij beschikt over een genotsrecht op het project waarvoor hij een aanvraag van een strategisch forfait indient, voor een periode die voor onroerende goederen in elk geval minstens vijfentwintig jaar bedraagt en die voor roerende goederen in elk geval minstens vijf jaar bedraagt. Als de aanvrager en de eigenaar of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop een project wordt uitgevoerd, twee verschillende personen zijn, mag er tussen hen geen ongeoorloofde verwantschap bestaan als vermeld in artikel 4.
De aanvrager toont bovendien op het ogenblik van de aanvraag van een akkoord voor een strategisch forfait aan dat hij financieel in staat is de investering te dragen tijdens de bouwperiode zonder de continuïteit van de zorgverlening in gevaar te brengen.
Art. 4. § 1. De aanvrager en de eigenaar van de grond waarop een project wordt uitgevoerd of de aanvrager en de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop een project wordt uitgevoerd, worden geacht een ongeoorloofde verwantschapsband te hebben als de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond een natuurlijke persoon is of een handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, en als de ene rechtstreeks of onrechtstreeks de bevoegdheid in rechte of in feite heeft om bij de andere een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid.
§ 2. De ongeoorloofde verwantschapsband is in rechte en wordt onweerlegbaar vermoed als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond is in het bezit van de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan het totaal van de deelnamerechten van de aanvrager;
2° de aanvrager is in het bezit van de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan het totaal van de effecten van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond;
3° de meerderheid van de bestuurders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, of de aandeelhouders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond bezitten, op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan de deelnamerechten van de aanvrager;
4° de meerderheid van de bestuurders of de leden van de aanvrager bezitten, op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan de effecten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond;
5° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden hebben het recht om de meerderheid van de bestuurders van de aanvrager te benoemen of te ontslaan;
6° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders of leden of zijn economische rechthebbenden hebben het recht om de meerderheid van de bestuurders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond te benoemen of te ontslaan;
7° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden beschikken krachtens de statuten van de aanvrager of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;
8° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders of leden of zijn economische rechthebbenden beschikken krachtens de statuten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;
9° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, zijn bestuurders of aandeelhouders hebben op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de aanvrager stemrechten uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen die op die algemene vergaderingen vertegenwoordigd zijn;
10° de aanvrager, zijn bestuurders of aandeelhouders hebben op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond stemrechten uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen die op die algemene vergaderingen vertegenwoordigd zijn;
11° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager staan onder een centrale leiding. Ze worden vermoed onder een centrale leiding te staan als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de centrale leiding vloeit voort uit de statuten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, of uit een overeenkomst tussen alle betrokken entiteiten;
b) de bestuursorganen van respectievelijk de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, bestaan voor het merendeel uit dezelfde personen;
c) de meerderheid van de aandelen of lidmaatschapsrechten van respectievelijk de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, worden gehouden door dezelfde personen;
12° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond oefent rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed van betekenis uit op de oriëntatie van het beleid van de aanvrager door een participatie van minstens 10% te nemen in het lidmaatschap van de aanvrager;
13° de aanvrager oefent rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed van betekenis uit op de oriëntatie van het beleid van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond door een participatie van minstens 10% te nemen in het kapitaal van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond;
14° de bestuurders of de aandeelhouders van de aanvrager enerzijds, en de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond of zijn bestuurders of de aandeelhouders anderzijds, zijn bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of zijn echtgenoten. Voor de toepassing van de voormelde voorwaarde worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben gesloten, met echtgenoten gelijkgesteld. De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het ophouden van het wettelijk samenlevingscontract.
§ 3. Voor de beoordeling van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, is het niet belangrijk dat:
1° de bestuurders of aandeelhouders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, of de bestuurders of leden van de aanvrager anderzijds, alleen of samen handelen. Tenzij anders wordt bewezen, worden personen die op hetzelfde ogenblik bestuurder of aandeelhouder zijn van de eigenaar van de grond, of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en bestuurder of lid van de aanvrager, geacht samen te handelen;
2° de verwantschapsband op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze, met tussenplaatsing van andere entiteiten of tussenpersonen, tot stand komt;
3° stemrechten worden geschorst of onderworpen zijn aan stemkrachtbeperking.
§ 4. De ongeoorloofde verwantschapsband kan in feite worden vermoed door het Fonds op basis van andere elementen dan de elementen, vermeld in paragraaf 2. Dat vermoeden is weerlegbaar door de aanvrager.
§ 5. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de verwantschapsband tussen de aanvrager en de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond.
§ 6. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de rechtsgeldigheid van zijn rechtsband met de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, en over de marktconformiteit van de vergoedingen die gebaseerd zijn op die rechtsband.
Afdeling 2. - Bouwfysische, technische en kwalitatieve normen voor de investeringen
Art. 5. Om voor een strategisch forfait in aanmerking te komen, moet de investering plaatsvinden of plaatsgevonden hebben conform al de volgende normen:
1° de algemene bouwfysische, technische en kwalitatieve normen;
2° de specifieke bouwfysische, technische en kwalitatieve normen, vermeld in artikel 58, 66 en 67 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
3° de narmen, vermeld in het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid.
Art. 6. Om voor een strategisch forfait in aanmerking te komen, moet de integrale toegankelijkheid worden gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering van de investering rekening te houden met het advies dat over die toegankelijkheid wordt verstrekt door Toegankelijk Vlaanderen.
In het eerste lid wordt verstaan onder Toegankelijk Vlaanderen: het agentschap, opgericht bij het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting.
Afdeling 3. - Aanvraag van een strategisch forfait
Art. 7. Om in aanmerking te komen voor een strategisch forfait voor een project, moet de aanvrager beschikken over een door de minister goedgekeurd masterplan en over een akkoord strategisch forfait voor het project van de minister.
De procedure voor de goedkeuring van een masterplan en om een akkoord strategisch forfait te verkrijgen, verloopt conform artikel 8 tot en met 14 van dit besluit. Die artikelen zijn niet van toepassing op aanvragen van een strategisch forfait voor investeringen als vermeld in artikel 14 en 15 van het besluit van 14 juli 2017.
Art. 8. Een aanvraag tot goedkeuring van een masterplan en van een akkoord strategisch forfait voor een project wordt gericht aan het Fonds. De aanvraag bevat al de volgende gegevens en documenten:
1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om het masterplan en het betreffende project goed te keuren en de aanvraag tot goedkeuring ervan in te dienen;
2° stukken waaruit blijkt dat het masterplan waarvoor goedkeuring wordt gevraagd en het project waarvoor een akkoord strategisch forfait wordt gevraagd, passen in de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van het besluit van 14 juli 2017, of binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017;
3° het masterplan en een beschrijving van het betreffende project met inbegrip van de bouwtechnische en financiële aspecten ervan;
4° de gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen die vereist zijn voor de volledige autofinanciering van het project als het een project met volledige autofinanciering zonder voorafgaand akkoord strategisch forfait betreft;
5° een verklaring op erewoord over het project waarvoor een akkoord strategisch forfait wordt gevraagd, voor de toepassing van artikel 23 van dit besluit;
6° de vermelding van het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen of de nodige bescheiden, statuten of documenten, waaruit blijkt dat de aanvrager een van de volgende besturen, verenigingen of instellingen is:
a) een lokaal of provinciaal bestuur;
b) een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, of een andere rechtspersoon die geen materiële winst nastreeft;
c) een instelling, beheerst door:
1) de wet van 12 augustus 1911 waarbij de rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan de universiteiten van Brussel en Leuven;
2) het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen;
3) het bijzonder decreet van 3 februari 2017 tot wijziging van diverse bepalingen van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen en het decreet van 3 februari 2017 betreffende de re-integratie van het Universitair Ziekenhuis Gent in de Universiteit Gent.
Art. 9. De stukken, vermeld in artikel 8, 3°, van dit besluit, bevatten minstens de volgende onderdelen:
1° een ingevuld identificatieformulier waarvan het model wordt vastgesteld en ter beschikking wordt gesteld door het Fonds. Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken:
a) de identificatiegegevens van de aanvrager;
b) de identificatiegegevens van de voorziening;
c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
d) een korte beschrijving van het project;
e) de locatie van het project: het adres en de kadastrale gegevens;
f) het juridische statuut van de gebouwen of de grond waarop het project gerealiseerd zal worden;
g) de aard van de werkzaamheden;
h) de capaciteiten van het project;
i) als dat van toepassing is, de bevestiging van het engagement tot integratie van kunst, vermeld in het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;
j) een akkoord met het initiële programma van eisen en het engagement ten aanzien van duurzaam bouwen;
k) de identificatiegegevens van de coördinator die verantwoordelijk is voor het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen op het vlak van comfort en het gebruik van energie, water en materialen;
l) de verwijzing naar een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden binnen de programmatie betreffende de ziekenhuizen en binnen de beschikbare begrotingskredieten;
2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om het masterplan goed te keuren en in te dienen;
3° een bewijs dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, en een bewijs dat de aanvrager financieel in staat is de investering te dragen tijdens de bouwperiode als vermeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit;
4° een evaluatie van de bestaande infrastructuur van de aanvrager, met duiding van de voorgeschiedenis, het bouwkundige concept, de eventuele erfgoedwaarde, de functionaliteit, de leefbaarheid en de energie-efficiëntie;
5° een conceptnota van het masterplan, die bestaat uit:
a) een beschrijving van de totaliteit van de geplande investeringen voor de komende tien jaar, met daarbij:
1) de visie op de zorginfrastructuur met omschrijving van de doelgroepen en capaciteiten;
2) eventueel een opdeling in projecten en fasen, de uitvoeringstermijnen en de geraamde investeringsbedragen;
b) op het niveau van de site of de sites: globale schetsen waarop al de volgende elementen aangeduid zijn:
1) de aanleg van terreinen, gebouwen en parkeerterreinen, en de zoneringsplannen ervan;
2) de ligging van de verschillende diensten van het ziekenhuis, en de onderlinge samenhang tussen de diensten;
3) een analyse van de bewoners-, bezoekers-, personeels- en goederenstromen;
6° een verslag van het voortraject dat de aanvrager doorlopen heeft:
a) een overzicht van het gevolg dat is gegeven aan de opmerkingen uit de voorafgaande besprekingen met het Fonds en met het agentschap Zorg en Gezondheid;
b) een verslag van de besprekingen over het masterplan en het project met de interne belanghebbenden van de aanvrager, zoals personeel en patiënten;
7° een conceptnota met het functionele en architecturale concept van het project: een beschrijving van het architecturale en functionele concept, onder meer een beschrijving van de toegang en circulatie, de functionele opdeling in publieke en private delen, de flexibiliteit van het concept, de mogelijke uitbreidingsmogelijkheden en de fasering van de werkzaamheden;
8° de plannen van het project:
a) een vestigingsplan op schaal 1/500;
b) grondplannen op schaal 1/100. Bij een herconditionering wordt een plan toegevoegd met aanduiding van de werkzaamheden van de herconditionering ten opzichte van de bestaande situatie;
c) gevels en sneden;
d) een detailplan van elke typekamer;
9° het initiële programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen, en de conceptnota met de bouwfysische en bouwtechnische opvattingen;
10° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;
11° een advies van de bevoegde brandweerdienst of een verslag van de bespreking met de bevoegde brandweerdienst, dat de aanvrager heeft ondertekend en dat ter kennisgeving is bezorgd aan de bevoegde brandweerdienst;
12° een ingevuld evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
a) de kostenraming van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en meubilering, waarbij de raming altijd exclusief btw en algemene onkosten is;
b) de geraamde bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;
c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten. De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project;
13° een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, met een bijgevoegde balans, exploitatierekening en winst-en-verliesrekening;
14° voor de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit:
a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit.
De stukken en de gegevens, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 6°, vormen het masterplan.
De stukken en de gegevens, vermeld in het eerste lid, 7° tot en met 14°, vormen het projectplan.
In het eerste lid, 1°, j), en 9°, wordt verstaan onder een programma van eisen: een basisdocument waarin de projectgebonden doelstellingen en prestatie-eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen worden bepaald. Per type van lokaal worden de objectief evalueerbare comfortgrenswaarden en specifieke technische eisen vermeld. De minister bepaalt de minimumeisen en de voorwaarden op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen.
Art. 10. In afwijking van artikel 8 en 9 kan de aanvrager in de procedure voor de goedkeuring van een masterplan en om een akkoord strategisch forfait voor een project te verkrijgen, het masterplan ter goedkeuring voorleggen aan het Fonds in twee stappen. Eerst dient hij een aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait in. Nadat de aanvrager het voorlopige akkoord strategisch forfait heeft verkregen, kan hij het akkoord strategisch forfait aanvragen.
De aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens en documenten:
1° de gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9, eerste lid, met uitzondering van punt 8° en punt 10° tot en met 12° ;
2° de volgende stukken:
a) een raming van de kosten van het project;
b) een inschatting van de oppervlakte van het project.
De aanvraag van een akkoord strategisch forfait, vermeld in het eerste lid, bevat al de gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9. De gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9, die al bezorgd zijn aan het Fonds bij de aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait, hoeven alleen nog aan het Fonds bezorgd te worden als ze wijzigingen hebben ondergaan sinds de goedkeuring van het voorlopige akkoord strategisch forfait.
Afdeling 4. - Onderzoek van de aanvraag, beslissing en betaling
Art. 11. § 1. Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 8 of 10, voldoet aan de toepasselijke bepalingen, vermeld in artikel 8 tot en met 10.
Het Fonds stuurt binnen veertien dagen na de ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Een aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid.
§ 2. Het Fonds vraagt binnen veertien dagen na de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag advies aan:
1° het agentschap Zorg en Gezondheid over de inhoudelijke aspecten, onder meer over:
a) de erkenningsnormen;
b) de kwaliteitsvereisten;
c) de programmatie;
d) de aanvrager;
e) de prioriteiten tussen de aanvragen van de verschillende aanvragers;
f) de conformiteit met de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van het besluit van 14 juli 2017, of met de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017;
2° een of meer personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds:
a) over de financiële aspecten, onder meer over de begrotingsweerslag op het activiteitenprogramma bij de exploitatie van het project, waarbij ook gevraagd wordt een raming op te maken van de eventuele financiële weerslag van het project op de opeenvolgende begrotingsjaren;
b) over het beantwoorden aan de bouwtechnische en bouwfysische normen, over de technische aspecten en over de kostprijsraming;
c) over de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;
d) over het beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017.
§ 3. Het agentschap en de personeelsleden, vermeld in paragraaf 2, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag.
Art. 12. Het Fonds roept minstens tweemaandelijks een coördinatiecommissie samen. Die coördinatiecommissie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van het Fonds en van het agentschap Zorg en Gezondheid. De Inspectie van Financiën wordt op elke vergadering van de coördinatiecommissie uitgenodigd. De adviezen die zijn uitgebracht conform artikel 11, § 2 en § 3, worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de coördinatiecommissie geplaatst.
De coördinatiecommissie heeft tot taak in overleg een advies op te maken over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van een akkoord strategisch forfait of een voorlopig akkoord strategisch forfait, en dat advies aan de minister te bezorgen.
Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt in het advies melding gemaakt van de verschillende standpunten.
Art. 13. § 1. Bij gunstig advies van de coördinatiecommissie legt het Fonds, binnen dertig dagen na het advies, een ontwerp van een brief ter ondertekening voor aan de minister, waarbij het masterplan wordt goedgekeurd en het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie wordt verleend.
De minister beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait.
§ 2. Bij ongunstig advies van de coördinatiecommissie legt het Fonds, binnen dertig dagen na het advies, een ontwerp van een brief voor aan de minister, waarin omstandig de redenen zijn opgenomen waarom het masterplan niet kan worden goedgekeurd of waarom geen akkoord strategisch forfait of geen voorlopig akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie kan worden verleend.
De minister beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait.
§ 3. Als de coördinatiecommissie geen eensgezind standpunt heeft ingenomen als vermeld in artikel 12, derde lid, wordt het advies binnen dertig dagen bezorgd aan de minister die beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie.
§ 4. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister.
§ 5. De goedkeuring van het masterplan is geen verbintenis om een akkoord strategisch forfait te verlenen voor alle projecten die in het masterplan zijn opgenomen.
§ 6. Een voorlopig akkoord strategisch forfait houdt de goedkeuring in van het masterplan en van het betreffende project.
Het akkoord strategisch forfait wordt uiterlijk gevraagd op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin het voorlopige akkoord strategisch forfait is verkregen. Zo niet vervalt het voorlopige akkoord strategisch forfait.
Een akkoord strategisch forfait houdt in dat het project van de aanvrager in principe in aanmerking komt voor een strategisch forfait. Het vermeldt onder meer het masterplan en het project waarop het betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer het geldig is.
§ 7. Als de aanvrager voor een bepaald project of, als het project uit verschillende projectdelen bestaat, voor een bepaald projectdeel al werkzaamheden aangevat heeft of een bestelling geplaatst heeft zonder te beschikken over een akkoord strategisch forfait voor het project, komt hij niet meer in aanmerking voor een strategisch forfait voor het betreffende project of projectdeel.
§ 8. De aanvrager geeft voor het project het bevel tot aanvang van de werken of plaatst de bestelling binnen twee jaar na de datum van het akkoord strategisch forfait. Zo niet vervalt het akkoord strategisch forfait. De geldigheidstermijn van het akkoord strategisch forfait kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht. Nadat de aanvrager het bevel gegeven heeft tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, bezorgt de aanvrager onmiddellijk een kopie van het bevel en van de stedenbouwkundige vergunning of van de bestelling aan het Fonds en deelt hij aan het Fonds de vermoedelijke datum van ingebruikname mee van de infrastructuur waarvoor de werken of de bestelling plaatsvinden. Het bevel tot aanvang van de werken wordt gegeven en de bestelling wordt geplaatst conform de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
§ 9. Als het strategisch forfait betrekking heeft op een project dat bestaat uit verschillende projectdelen, kan de minister op voorhand en per projectdeel het overeenkomstige deel van het strategisch forfait bepalen dat per projectdeel wordt vrijgegeven.
Art. 14. Uiterlijk negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project of op een projectdeel, kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging aanvragen van het akkoord strategisch forfait. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de stukken die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag van het oorspronkelijke akkoord strategisch forfait.
Het Fonds stuurt, binnen zeven dagen na de ontvangst van de aanvraag, een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Een aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid.
Artikel 11, § 2 en § 3, artikel 12 en 13, § 1 tot en met § 3, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
1° het Fonds de adviezen, vermeld in artikel 11, § 2, aanvraagt binnen zeven dagen na de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
2° de adviezen, vermeld in punt 1°, aan het Fonds worden bezorgd binnen vijftien dagen na de ontvangst van de adviesvraag;
3° de coördinatiecommissie haar advies aan het Fonds en aan de minister bezorgt binnen dertig dagen na de ontvangst van de adviesvraag;
4° na advies van de coördinatiecommissie de minister over de aanvraag tot wijziging van het akkoord strategisch forfait beslist binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het akkoord van de minister met de aanvraag, of van de negatieve beslissing van de minister.
Als, in het kader van de procedure tot wijziging van het akkoord strategisch forfait, de aanvrager voor een bepaald projectdeel al werkzaamheden aangevat heeft of een bestelling geplaatst heeft zonder te beschikken over het akkoord van de minister met de aanvraag tot wijziging van het akkoord strategisch forfait voor het projectdeel, komt de aanvrager niet meer in aanmerking voor een strategisch forfait voor het betreffende projectdeel.
Ook in geval van een gewijzigd akkoord strategisch forfait geeft de aanvrager het bevel tot aanvang van de werken of plaatst hij de bestelling voor het project binnen twee jaar na de datum van het oorspronkelijke definitieve akkoord strategisch forfait. Zo niet vervalt het gewijzigde akkoord strategisch forfait. De geldigheidstermijn van het akkoord strategisch forfait kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht. Nadat de aanvrager het bevel gegeven heeft tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, bezorgt de aanvrager onmiddellijk een kopie van het bevel of van de bestelling aan het Fonds. Het bevel tot aanvang van de werken wordt gegeven en de bestelling wordt geplaatst conform de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art. 15. De aanvrager die in het bezit is van het akkoord strategisch forfait of, in voorkomend geval, van het akkoord van de minister met de wijziging van het akkoord strategisch forfait, kan een aanvraag tot opstartbeslissing van het strategisch forfait bij het Fonds indienen. Die aanvraag kan op zijn vroegst ingediend worden op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van ingebruikname van de infrastructuur en uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van ingebruikname.
De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om een strategisch forfait aan te vragen en met de geplande datum van ingebruikname.
Conform artikel 7, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 kan het strategisch forfait pas toegekend worden vanaf de datum van de ingebruikname van de infrastructuur. Nadat de aanvrager de exploitatie van de betreffende infrastructuur heeft opgestart, deelt hij de opstartdatum onmiddellijk mee aan het Fonds.
Art. 16. § 1. Tijdens de werkzaamheden en tot de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden al de volgende stukken bezorgd aan het Fonds:
1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het akkoord strategisch forfait, en minstens jaarlijks een verslag over alle wijzigingen ten opzichte van de aanvraag van het akkoord strategisch forfait, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;
2° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;
3° de planning van de ingebruikname van de infrastructuur die met het project of, in voorkomend geval, per projectonderdeel wordt gerealiseerd.
De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking of bezorgt die stukken aan het Fonds als dat daarom verzoekt:
1° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;
2° een geactualiseerd programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;
3° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;
4° een geactualiseerd evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
a) een kostenraming van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en de meubilering, waarbij de raming altijd exclusief btw en algemene onkosten is:
b) de geraamde bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;
c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten. De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project;
5° het bewijs dat rekening is gehouden met het advies, vermeld in artikel 6 van dit besluit.
De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking:
1° de bestekken;
2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit:
a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
b) alle biedingen;
c) de verslagen van de controle van de biedingen;
d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier.
§ 2. Vanaf de ingebruikname van de betreffende infrastructuur houdt de aanvrager al de volgende stukken ter beschikking of bezorgt hij die op verzoek van het Fonds aan het Fonds:
1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het akkoord strategisch forfait, en over alle wijzigingen ten opzichte van het akkoord strategisch forfait, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;
2° een eindafrekening, die bestaat uit de eindstaat van het project, per perceel en per onderdeel. De voormelde onderdelen zijn: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking en losse uitrusting en meubilering;
3° een definitief overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;
4° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;
5° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;
6° een definitief evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt. Dat formulier bevat de volgende rubrieken:
a) de finale bouwkosten van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en meubilering;
b) de definitieve bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;
c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten. De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project;
7° een bewijs van betaling van het kunstwerk of de kunstwerken in geval van toepassing van het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;
8° voor de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit:
a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;
d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;
9° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit;
10° het bewijs dat rekening is gehouden met het advies, vermeld in artikel 6 van dit besluit.
De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking:
1° de bestekken;
2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit:
a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
b) alle biedingen;
c) de verslagen van de controle van de biedingen;
d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;
3° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;
4° de eindstaten per gunning;
5° de verbruiksgegevens van energie en water.
Art. 17. Het Fonds kan altijd tijdens de uitvoering van de werken een controle van de conformiteit met het akkoord strategisch forfait uitvoeren. Na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur maakt het Fonds een opstartevaluatie van het dossier. Het Fonds doet voor het onderzoek van het dossier een beroep op de personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds.
De personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Voormelde personeelsleden maken hun advies op basis van een onderzoek ter plaatse of op basis van stukken.
Art. 18. Bij de aanvraag van een opstartbeslissing over het strategisch forfait beslist de minister over het al dan niet opstarten van de toekenning van een strategisch forfait. Met het oog daarop legt het Fonds binnen negentig dagen na de ingebruikname een ontwerp van opstartbeslissing voor aan de minister.
Het Fonds brengt de aanvrager op de hoogte van de opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait.
Art. 19. Na de ondertekening van de opstartbeslissing tot toekenning van een strategisch forfait stelt de leidend ambtenaar van het Fonds conform het tweede lid jaarlijks het bedrag van het strategisch forfait vast op naam van de aanvrager. Het Fonds betaalt het bedrag jaarlijks uit.
Het bedrag van het jaarlijkse strategisch forfait wordt vastgesteld conform artikel 6, 7 en 14 tot en met 17 van het besluit van 14 juli 2017.
Het Fonds deelt de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait mee aan de aanvrager.
Als de aanvrager niet akkoord gaat met de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait, kan hij binnen dertig dagen na de ontvangst van die berekening op elektronische wijze bezwaar aantekenen bij het Fonds. De beslissing van de leidend ambtenaar van het Fonds over het bezwaar wordt binnen dertig dagen na de ontvangst van het bezwaar aan de aanvrager meegedeeld.
Als de aanvrager geen bezwaar heeft ingediend conform het vierde lid, wordt hij van rechtswege vermoed akkoord te gaan met de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait.
Art. 20. Voor het jaar van de ingebruikname van de infrastructuur wordt het volledige bedrag van het jaarlijkse strategisch forfait toegekend, ongeacht de datum van de ingebruikname.
Vanaf het tweede jaar van de toekenning van het jaarlijkse strategisch forfait wordt dat forfait berekend op basis van het aantal bedden, plaatsen en eenheden die het ziekenhuis in gebruik heeft op 1 januari van het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
Art. 21. In het jaar dat volgt op het jaar van de ingebruikname van de infrastructuur maakt de aanvrager een globale evaluatie van het gerealiseerde project. De evaluatie heeft minstens betrekking op het bouwproces, de kostprijsevolutie, de gebruiksgegevens en de gebruikerstevredenheid, en ze wordt uitgevoerd op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. De aanvrager bezorgt de evaluatie aan het Fonds.
Afdeling 5. - Project met volledige autofinanciering zonder voorafgaand akkoord strategisch forfait
Art. 22. Afdeling 3 en 4 zijn van toepassing op een project met volledige autofinanciering zonder voorafgaand akkoord strategisch forfait. De aanvrager moet beschikken over de nodige financiële middelen die vereist zijn voor de volledige autofinanciering van het project.
In afwijking van artikel 13, § 7, kan het bevel tot aanvang van de werken al worden gegeven of kan de bestelling al worden geplaatst nadat de coördinatiecommissie een gunstig advies heeft verleend over een akkoord strategisch forfait, onder voorbehoud van de beslissingsbevoegdheid van de minister. In afwijking van artikel 12, tweede lid, wordt de aanvrager op de hoogte gebracht van het advies van de coördinatiecommissie.
De aanvrager kan een aanvraag tot opstartbeslissing van het strategisch forfait op zijn vroegst indienen nadat hij het akkoord strategisch forfait heeft verkregen.
Afdeling 6. - Bijzondere bepaling
Art. 23. Tenzij het anders bepaald is, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, geen akkoord strategisch forfait worden verkregen voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project. Alleen als een herconditionering noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen die periode een akkoord strategisch forfait voor een herconditionering worden verkregen.
Afdeling 7. - Toezicht en sancties
Art. 24. De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de bouwfysische, technische en kwalitatieve normen, en op het gebruik van de gebouwen. De aanvrager verleent zijn medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Hij bezorgt aan de personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige stukken voor de uitvoering van de toezichtsopdracht.
De aanvrager is verplicht alle documenten die verband houden met de aanbesteding en de gunning, gedurende vijf jaar na de voorlopige oplevering of de eerste ingebruikname van de betreffende werken of leveringen te bewaren. Die documenten kunnen op elk moment worden gecontroleerd. Ze moeten voorgelegd worden aan de personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, als die daarom verzoeken.
De aanvrager is verplicht alle documenten die verband houden met de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4, te bezorgen aan het Fonds als dat daarom verzoekt.
Art. 25. De aanvrager is ertoe gehouden voor de gesubsidieerde onroerende goederen gedurende de concrete minimumperiode, vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, en voor de gesubsidieerde roerende goederen gedurende een periode van tien jaar elke vervreemding, elke bezwaring met een zakelijk recht of genotsrecht, of elke concrete bestemmingswijziging van het gesubsidieerde goed aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming te onderwerpen, ofwel van het Fonds als het gesubsidieerde goed een bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, ofwel van de minister in de andere gevallen. De toestemming van de minister kan alleen maar gegeven worden na gunstig advies van de Inspectie van Financiën.
Het gesubsidieerde goed moet als een goede huisvader beheerd en onderhouden worden gedurende de volgende perioden:
1° voor de gesubsidieerde onroerende goederen: gedurende de concrete minimumperiode, vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit;
2° voor de gesubsidieerde roerende goederen: gedurende een periode van tien jaar.
Art. 26. De aanvrager bezorgt de aanvraag, de informatie of de stukken, met inbegrip van plannen, op elektronische wijze aan het Fonds of aan het agentschap Zorg en Gezondheid. Bijkomend worden plannen in tweevoud bezorgd op papier.
HOOFDSTUK 3. - Procedureregels voor het instandhoudingsforfait
Art. 27. Het Fonds betaalt het jaarlijkse instandhoudingsforfait uit in het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
Het jaarlijkse instandhoudingsforfait is gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017 op het aantal bedden, plaatsen en eenheden die voor het ziekenhuis op 1 januari van het jaar waarop het forfait betrekking heeft, erkend zijn. Wat de hierna vermelde plaatsen of eenheden betreft, worden de bepalingen van hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017 echter toegepast op het aantal dat voor het ziekenhuis in gebruik heeft op de daarnaast vermelde datum of tijdens de daarnaast vermelde periode:
1° plaatsen dagziekenhuis in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal verantwoorde plaatsen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;
2° OK-zalen in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal weerhouden zalen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;
3° verloskwartier en N-functie in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal verlossingen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;
4° bunker in algemene of universitaire ziekenhuizen, voor zover het lineaire versnellers betreft: het aantal lineaire versnellers tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft. De lineaire versnellers worden toegerekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkenning voor die versnellers.
Voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, 1° tot en met 4°, 6° en 7°, van het besluit van 14 juli 2017 worden de bedragen voor afschrijving in aanmerking genomen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
In afwijking van het tweede lid, 4°, wordt voor de berekening van het instandhoudingsforfait voor het jaar 2017 het aantal lineaire versnellers in aanmerking genomen tijdens het jaar 2016.
Art. 28. Het Fonds bezorgt de berekening van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, vermeld in artikel 27, tweede lid, aan de exploitant van het ziekenhuis. Als de exploitant niet akkoord gaat met die berekening, kan hij binnen dertig dagen na de ontvangst van die berekening op elektronische wijze bezwaar aantekenen bij het Fonds. De beslissing van de leidend ambtenaar van het Fonds over het bezwaar wordt binnen dertig dagen na de ontvangst van het bezwaar aan de exploitant meegedeeld.
Als de exploitant geen bezwaar heeft ingediend conform het eerste lid, wordt hij van rechtswege vermoed akkoord te gaan met de berekening van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, vermeld in artikel 27, tweede lid.
HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen over het strategisch forfait en het instandhoudingsforfait
Art. 29. De investeringssubsidies worden toegekend zolang het ziekenhuis belast is met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017.
Minstens elke tien jaar vanaf de eerste toekenning van de investeringssubsidies zien de personen, belast met het toezicht, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen, erop toe dat het ziekenhuis aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 voldoet. Als aan die voorwaarden is voldaan, wordt het ziekenhuis voort belast met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 voor een nieuwe periode van maximaal tien jaar. Als aan die voorwaarden niet is voldaan, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 5 tot en met 7, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen van toepassing en is het ziekenhuis niet langer belast met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017. In dit laatste geval gebeurt een afrekening van de investeringssubsidies voor de ten einde gekomen verplichtingen.
Art. 30. Minstens om de drie jaar en aansluitend op het tienjaarlijkse toezicht, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, controleren het Fonds of de personen, belast met het toezicht, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, de boekhouding van het ziekenhuis.
Met behoud van de toepassing van artikel 83 tot en met 85 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen worden in de boekhouding van het ziekenhuis de inkomsten en kosten die verband houden met investeringen in infrastructuur noodzakelijk voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de basisziekenhuisopdracht van het erkende ziekenhuis, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017, transparant afgezonderd.
Art. 31. Met toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof zullen de investeringssubsidies worden teruggevorderd voor zover daartoe aanleiding bestaat na de afrekening, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, of na de controle, vermeld in artikel 30, eerste lid, van dit besluit.
De strategische forfaits zullen worden teruggevorderd in elk van de volgende gevallen:
1° bij overtreding van de verplichtingen, vermeld in artikel 24 en 25, eerste lid, van dit besluit;
2° als de aanvrager een onjuiste verklaring aflegt over de voorwaarden, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;
3° als de aanvrager het strategisch forfait heeft verkregen voor de uitvoering van zijn project en hij bij een bepaalde opdracht in het kader van dat project de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten niet heeft gerespecteerd.
Bij overtreding van de verplichting, vermeld in artikel 25, tweede lid, van dit besluit, zal het Fonds de aanvrager aanmanen zich te conformeren aan die bepaling binnen een termijn die het Fonds bepaalt. Als de aanvrager niet het nodige gevolg geeft aan die aanmaning, zullen de strategische forfaits worden teruggevorderd.
Art. 32. De exploitant van het ziekenhuis houdt de documenten, inclusief de boekhouding, die verband houden met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017, met het instandhoudingsforfait en, in voorkomend geval, met het strategisch forfait, ter beschikking van het Fonds. Hij bezorgt die documenten aan het Fonds op verzoek van het Fonds.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 33. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Art. 34. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
J. VANDEURZEN

2024.122

RIZIV-toelichting over gebruik nieuwe nomenclatuurnummers voor bezoek WZC

 

We hebben u al gemeld dat er sinds 1 juni 2024 een nieuwe regeling bestaat voor bezoeken door huisartsen in een WZC, zie https://asgb.be/node/28817.

Idem voor dergelijke bezoeken door bepaalde artsen-specialisten, zie https://asgb.be/node/28823.

Welnu, op de website van het RIZIV werd op 30 augustus jl. bijkomende toelichting over het gebruik van deze nieuwe nummers gepubliceerd. Klik hiervoor op de onderstaande link:

2024.121

Huisartsen: formulier tegemoetkoming zorgcontinuïteit beschikbaar

 

Op 14 augustus jl. hebben we u al gemeld dat er twee nieuwe premies voor de ondersteuning van huisartsenpraktijken in voege getreden zijn; zie https://asgb.be/node/28876.

Eén van deze premies is de tegemoetkoming inzake zorgcontinuïteit

2024.120

Vertraging voor RIZIV-sociaal statuut van 2023

 

Het RIZIV laat vandaag, 28 augustus 2024, weten dat er een maand vertraging opgetreden is in het berekenen van de premiebedragen voor 2023 (inzake RIZIV-sociaal statuut voor geconventioneerde zorgverleners).

Dit heeft onder meer de volgende twee gevolgen.

Ten eerste heeft u nu een maand langer de tijd (tot 30 september i.p.v. 31 augustus) om in ProGezondheid na te gaan of men u wel het juiste bedrag toekent.