Hoorzitting ziekenhuisnetwerken
![Icoon ziekenhuis](/sites/default/files/styles/thumb_mobile/public/2020-11/asgb_net0003.png?itok=GMi4tZVZ)
Op 6 november is het ASGB uitgenodigd op een hoorzitting in het Parlement over het wetsontwerp (http://www.lachambre.be/FLWB/PDF/54/3275/54K3275001.pdf) over de ziekenhuisnetwerken.
Graag vernemen we van onze leden welke bijzondere aandachtspunten zij belangrijk vinden.
Het ASGB-bestuur
Reacties
De vorming van de ziekenhuisnetwerken gebeurt niet zoals het bedoeld is, nl bottom-up. Een groot probleem zijn de netwerken waarbij een universitair ziekenhuis partner is. Hier kan niet meer gesproken worden van netwerking, doch eerder van overname of fusie, waarbij de universitaire ziekenhuizen een enorme overmacht hebben in de onderhandelingen, dit door hun vertegenwoordiging in tal van raden van bestuur, ( medische) directies, adviesorganen maar ook op federaal en Vlaams niveau binnen de verschillende werkgroepen spoed - moeder/kind,.. en daar een adviserende functie bekleden. De regelgeving wordt door hen aangestuurd en mee bepaald en dit op een manier die het de kleinere ziekenhuizen zeer moeilijk maakt om nog als evenwaardige partner in een netwerk beschouwd te kunnen worden. De artsen worden zoveel mogelijk buiten de netwerkvorming gehouden, daar men governance structuren wil maken waarbij de netwerken bestuurd zullen worden door managers en niet mee door artsen. De functie van de netwerk medische raad werd uitgehold.
Een betere benadering zou geweest zijn om te beginnen met de kleinere ziekenhuizen en deze op een meer efficiënte manier laten samenwerken, met evt overkoepelende associaties en gelijke financiële regeling, om in een tweede tijd de grote centra erbij te nemen en ten slotte de universitaire ziekenhuizen met hun specifieke opdracht. De grote centra en uz's hebben vandaag geen intentie om de 2e lijns pathologie meer af te stoten, mede owv financiële redenen daar waar zij zich in eertse instantie zouden moeten toeleggen op tertiaire en quaternaire pathologie. Supraregionale zorgopdrachten moeten ook in kleinere centra mogelijk blijven mits goede afspraken in de regio van door- en terugverwijzing. De kleine ziekenhuizen hebben al meermaals bewezen dat ze voor 2e lijnspathologie goedkoper en efficiënter kunnen werken.
Ik merk onder de artsen veel tegenstand tegen netwerken net owv de voorgaande argumenten, met angst voor verlies van autonomie, beslissingsrecht, kwaliteit en uitholling van het specialisme waarvoor ze gekozen hebben.