Eerste evaluatie van het formateursverslag

ASGB-BERICHT 2020.174
financiering

 

ASGB is gematigd positief maar ook kritisch over het hoofdstuk gezondheidszorg.

Vooreerst is het een goede zaak om een aantal gekende ASGB-kernpunten terug te vinden in de nota. Denk aan de aandacht voor preventieve geneeskunde, de investeringen in de geestelijke gezondheidszorg, het verkleinen van de gezondsheidskloof, het belang van de continuïteit van de recent genomen maatregelen i.v.m. de hervorming van de ziekenhuissector en de revalorisatie en versterking van de eerstelijn. We juichen ook toe dat er voor het eerst sprake is van 'te bereiken doelstellingen inzake volksgezondheid'.

Daar staat tegenover dat ASGB blijft benadrukken dat defederaliseren van de gezondheidszorg met behoud van een federale financiering niet kan werken, indien dit niet gekoppeld wordt aan een responsabilisering van de sector.

Voor het jaar 2021 wordt de wettelijke groeinorm bepaald op basis van de technische ramingen van het RIZIV. Het zou inderdaad ongehoord zijn geweest als de gezondheidswerkers, die dit jaar toch al een sterk verminderd inkomen te verwerken hebben, moesten opdraaien voor de dreigende aanzienlijke budgetoverschrijding in 2021, veroorzaakt door te drastische besparingen door de vorige regering en de ontsporende uitgaven voor geneesmiddelen. We gaan er echter wel vanuit dat de indexmassa bewaard blijft. Zonder verregaande maatregelen in de sector van de farmaceutische producten en zonder transparantie in de akkoorden tussen de farmaceutische sector en de overheid dreigt de komende jaren immers telkens hetzelfde scenario.

De wettelijke groeinorm van 2,5 % vanaf 2022 is onvoldoende om bij ongewijzigd beleid zelfs maar de kosten van de vergrijzing te dekken. Bovendien zal die groeinorm worden toegewezen aan specifieke projecten. Dat betekent dat alle andere vernieuwende projecten moeten worden gefinancierd door verschuivingen binnen het budget. We moeten er dan wel op kunnen vertrouwen dat eventueel vrijgemaakte marges door een rationeler aanwenden van de middelen, ook effectief binnen de sector kunnen worden ingezet en niet door de regering worden gezien als middel tot besparing of verdwijnen in de bodemloze put van de geneesmiddelen.

Naar het principe zijn we akkoord met de verdere afbouw van de supplementen, maar met een duidelijke kanttekening: supplementen worden vaak gebruikt om door de overheid niet gedekte uitgaven te financieren, zoals het EPD, accreditatie en innovatieve technologieën. Deze uitgaven dienen voor ons door de overheid gefinancierd te worden, anders kan van een generische afschaffing van supplementen geen sprake zijn.

Verder pleiten we voor een hervorming van de procedures inzake de totstandkoming van nomenclatuur, waardoor enerzijds innovatieve nomenclatuur veel sneller kan worden ingevoerd en anderzijds gedateerde nomenclatuur  met spoed kan worden geschrapt.

ASGB eist ten slotte dat de artsenvertegenwoordigers essentiële partners zijn en blijven in de concrete uitwerking van alle aspecten van het bereikte akkoord m.b.t. de organisatie van de gezondheidszorg. In dat kader kijken we uit naar een vruchtbare samenwerking met minister Frank Vandenbroucke.

Dr. Reinier Hueting, voorzitter

Dr. Luc Dirix, ondervoorzitter

Dr. Thomas Gevaert, voorzitter specialistenvleugel

Dr. Robert Rutsaert, bestuurslid

Dr. Roberto Salgado, bestuurslid

 

 

2024.063

Nieuwe regels voor tegemoetkoming in medisch materiaal inzake prostaatheelkunde

 

Op 6 mei 2024 is een ministerieel besluit gepubliceerd dat nieuwe voorwaarden en cumulregels introduceert voor de tegemoetkoming in medisch materiaal inzake prostaatheelkunde.

Deze nieuwe voorwaarden en regels treden in voege op 1 juni 2024.

U vindt de integrale tekst van het nieuwe MB in de pdf als bijlage. 

2024.062

Hogere vergoeding (vanaf 1 juni 2024) voor bezoek in WZC door bepaalde arts-specialisten

 

Na de huisartsen (zie https://asgb.be/node/28817) zullen ook bepaalde artsen-specialisten die een bezoek in een WZC doen, recht krijgen op een hogere vergoeding vanaf 1 juni 2024.

Daartoe zijn er drie KB’s gepubliceerd op 29 april 2024, waarvan één i.v.m. het remgeld (dat gelijk blijft t.o.v. vroeger). Het gaat hier om de uitvoering van een maatregel uit het vorige akkoord.

2024.061

Welke handelingen mag een verpleegkundig specialist doen (vanaf 2025)?

 

Op 25 april 2024 werd het KB gepubliceerd dat de erkenningscriteria voor het beroep van verpleegkundig specialist vastlegt (vanaf 1 januari 2025).

Een dag later, 26 april 2024, stond vervolgens al het KB in het Staatsblad dat bepaalt welke handelingen diezelfde verpleegkundig specialist zal kunnen uitvoeren (vanaf 1 januari 2025) 

Het gaat hier om de bijkomende klinische activiteiten en medische handelingen die men mag uitoefenen in uitvoering van zijn erkenning als verpleegkundig specialist.