De New Deal : wat is het en wat vindt ASGB/Kartel ervan?

2023.047

Het eindrapport van de New Deal dat gisteren op de Medicomut werd voorgesteld is een goed uitgewerkt stuk en de auteurs verdienen alle lof. Dit neemt niet weg dat er voor ons nog heel wat hinderpalen aanwezig zijn die moeten verduidelijkt, bijgeschaafd of weggewerkt worden om te komen tot een goede vertaling van theorie naar praktijk. Wij denken ook dat de New Deal een deel is van de oplossing en niet dé oplossing voor de vele uitdagingen in de huisartsgeneeskunde.

Praktijkvormbreed inzetten op verminderen van de administratieve overlast, praktijkondersteuning, opkrikken en spreiden van het aanbod van huisartsen en afleiden/verminderen van het aanbod van patiënten zijn voor ons cruciaal en dienen dus meegenomen te worden in een globaal masterplan voor de huisartsgeneeskunde. Daar komt de New Deal voorlopig niet aan tegemoet. Het is enkel het initiëren van een andere vorm van praktijkvoering, wat voor ons perfect past in een pluralistisch eerste lijnslandschap, als het niet ten koste gaat van de bestaande praktijkvormen. Het rapport is evenwel een uitstekende onderhandelingsbasis en we hopen onze opmerkingen en vragen tijdens de verdere discussies zoveel als mogelijk te kunnen aanbrengen om de finale uitwerking mee te kunnen verfijnen.

Onze uitgebreide analyse leest u hierna en als bijlage bij dit bericht vindt u het eindrapport.

Met de Derde Weg of New Deal wil de Minister via een alternatieve financiering een andere praktijkvoering stimuleren. Via een grotere verhouding forfaitaire vergoeding/prestataire vergoeding moeten praktijken die in de New Deal stappen meer middelen ter beschikking hebben voor omkadering, overleg, samenwerking. We denken dat de Minister met de New Deal een mogelijkheid wil bieden voor huisartsen om anders te werken, naast de huisartsen die tevreden zijn met hun huidige praktijkvorm.

Voor ons is dit een onderhandelingsbasis om te komen tot een derde praktijkvorm die naast de bestaande dominant prestataire en pure forfaitaire praktijkvormen moet kunnen bestaan.

Voor ons zijn enkele elementen essentieel:

  • De New Deal moet een derde praktijkvorm worden die evenwaardig en niet preferentieel gefinancierd en behandeld wordt dan de bestaande praktijkvormen. Die angel zit voor ons nog teveel in het rapport. We willen gelijke financiering voor alle praktijkvormen.
  •  
  • De New Deal kan voor ons niet gelinkt worden enkel aan geconventioneerde huisartsen. Deze optie staat in het eindrapport. We ijveren altijd voor maximale conventie, maar de keuzemogelijkheid is net 1 van de fundamenten van de conventie.
  •  
  • Een proefperiode met een 10-tal praktijken lijkt ons aangewezen vooraleer dit breed uit te rollen.
  •  
  • Het remgeld dient voor ons best behouden te blijven in de New Deal, uiteraard mits ontzien van de meest kwetsbaren, zoals nu ook al het geval is.

 

We hebben ook meerdere vragen die we de komende weken en maanden wensen beantwoord te zien:

  • Het voorstel om in de New Deal met een hoger GMD en lager prestatair honorarium te werken gaat de facto leiden tot 2 types honoraria en 2 types GMD. Ons lijkt dit een administratieve én dure soep te worden. Hoe gaat men dit praktisch en budgettair neutraal uitwerken?
  •  
  • Het voorstel is om het forfait (nu het GMD) driemaandelijks te betalen. Dit is een prima voorstel. Ook ervoor zorgen dat het GMD minder snel kan overgenomen worden door een andere praktijk kan is een goede zaak. Aangezien dit bedrag per patiënt hoger zal liggen, lijkt het ons dus wel wenselijk om na te denken over kwaliteitscriteria (wat betreft dossierbeheer, vroegtijdige zorgplanning, patiëntenoverleg etc ...) voor het verkrijgen van dit forfait.
  •  
  • Meer forfaitair vergoed worden betekent minder afhankelijkheid van volume. Dit is perfect inhoudelijk verdedigbaar, maar hoe zorg je ervoor dat dit geen incentive is om minder klinisch werk te leveren? Maw zijn er controlemechanismen voorzien rond de professionele invulling van het forfait en is een multifactoriële outputevaluatie tussen de verschillende praktijkvormen gepland?
  •  
  • Hoe komt de New Deal tegemoet aan het toenemende huisartsentekort, groeiend aantal patiëntenstops en stijgend aantal regionale zones met weinig tot geen huisartsen? Er worden een aantal incentives opgesomd op het einde van het rapport, zoals meer artsen opleiden en meer awareness creëren bij patiënten, maar er wordt direct vermeld dat dit buiten de scope van de New Deal ligt. Nochtans wordt dit wel mee vermeld als reden voor het initiëren van de New Deal. Mogen we er vanuit gaan dat de insteek is dat praktijken, die nu een patiëntenstop hebben, die instappen in de New Deal deze patiëntenstop kunnen opheffen door te werken met dit derde model en dus meer patiënten zullen kunnen verzorgen?
  •  
  • Er is een budgettaire massa van 23mio voorzien voor de New Deal. Anderzijds wordt in het rapport vermeld dat alle systemen budgettair evenwaardig zijn. Hoe valt dit te rijmen?
  •  
  • Er wordt gezegd dat de New Deal praktijkvorm gaat leiden tot meer kwaliteit. Hoe gaan we dat meten? Betekent dit dan dat de bestaande praktijkvormen kwalitatief inferieur zijn?
  •  
  • Er wordt in de New Deal beroep gedaan op heel wat praktijkondersteunende beroepsgroepen. Waar gaan deze gevonden worden in tijden van penurie? Gaat het aanbod afgesteld zijn op de vraag wanneer de New Deal wordr uitgerold?
  •  
  • De voorstellen rond premiefinanciering zijn voor ons nog onduidelijk. Er wordt onderscheid gemaakt tussen premiefinanciering voor ondersteuning, kwaliteit, beschikbaarheid en samenwerking. Voor ondersteuning en kwaliteit wordt de bestaande premiefinanciering uitgebreid en is beschikbaar voor alle praktijkvormen. Voor samenwerking komt een aparte premiefinanciering enkel voor New Deal praktijkvormen, maar ons lijkt dit ook te moeten gelden voor alle praktijkvormen. Premiefinanciering voor beschikbaarheid wordt vermeld maar niet verder uitgewerkt in de tekst.
  •  
  • Wat betreft het invoeren van zowel ‘huisarts-verpleegkundigen’ als ‘praktijkassistenten’ gaat onze voorkeur uit naar een splitsing van de taken en dus twee gescheiden functies, enerzijds een administratieve kracht en anderzijds een verpleegkundige. Gelet op het tekort aan verpleegkundigen kunnen we ons subsidiair echter vinden in de functie van praktijkassistent die beide aspecten combineert, voor zover de verpleegkundige taken zich beperken tot eenvoudige handelingen (bloeddruk meten, ecg, … maar geen ‘prikhandelingen’) en mits een degelijke opleiding.
  •  
  • Dubbele financiering van de praktijkverpleegkundige via subsidie én eigen nomenclatuur moet vermeden worden.

 

 

 

 

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
CAPTCHA
10 + 3 =
Los deze eenvoudige rekenoefening op en voer het resultaat in. Bijvoorbeeld: voor 1+3, voer 4 in.
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.
2024.057

Nieuwe interpretatieregels RIZIV over immunisatieperiode

 

Op 17 april 2024 zijn drie interpretatieregels gepubliceerd over de zgn. immunisatieperiode.

De bedoeling is dat die steeds 5 dagen zou bedragen.

Daarom worden twee interpretatieregels geschrapt vanaf 1 mei 2024: 

  • * één i.v.m. het dermatologisch verband voor uitgebreide letsels
  • * één i.v.m. tandextracties en/of conserverende tandverzorging onder algemene anesthesie

 

Daarnaast wordt er een nieuwe interpretatieregel (nr. 7) toegevoegd voor art. 25 – toezichtshonorarium. 

2024.056

Huisbezoek WZC anders en beter vergoed vanaf 1 juni 2024

 

Op 11 juni 2024 werden drie KB’s gepubliceerd die in aangepaste nomenclatuur voorzien voor bezoeken door een huisarts in een WZC

Zij zijn de vrucht van heel wat werk in de NCAZ en de TGR en treden in voege op 1 juni 2024.

Er wordt een nieuw nomenclatuurnummer in het leven geroepen, specifiek voor een bezoek aan een WZC: 106610. 

Het ereloon ervoor zal € 45,81 bedragen (een verhoging met 25%).

2024.055

Update van art. 11 nomenclatuur (algemene speciale verstrekkingen)

 

Op 11 april 2024 is een KB gepubliceerd i.v.m de nomenclatuur van artikel 11 (algemene speciale verstrekkingen).

Het gaat in hoofdzaak om teksttoilet.

Hierna vindt u de integrale tekst van het nieuwe KB dat in voege treedt op 1 juni 2024. In de pdf als bijlage vindt u de voorbereidende nota van de TGR.