Verlenging standstill supplementen algemeen verbindend verklaard

2024.074

 

Op 30 mei 2024 werd een KB gepubliceerd over de verlenging van de standstill inzake ereloonsupplementen.

Dat deze standstill verlengd werd voor 2024 hebben we u al gemeld. Het akkoord daarover in de NPCAZ is moeizaam tot stand gekomen en onze commentaar erop kunt u hier lezen: https://asgb.be/node/28787.

Door het KB dat nu gepubliceerd werd, werd de collectieve overeenkomst die de standstill formaliseert, algemeen verbindend verklaard, zoals dat heet. Dat betekent zo veel als dat de overeenkomst op alle ziekenhuizen en hun artsen van toepassing is.

Hierna vindt u de integrale tekst van het gepubliceerde KB.

 

3 MEI 2024. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve overeenkomst van 22 februari 2024, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen, over het stabiliseren van de honorariumsupplementen en afdrachten

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Overwegende dat over de collectieve overeenkomst werd onderhandeld tijdens de plenaire vergaderingen van de nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen op 1 februari 2024, 12 februari 2024 en 22 februari 2024;
Overwegende dat de tekst unaniem werd aangenomen tijdens de plenaire vergadering van 22 februari 2024;
Gelet op artikel 2, tweede lid, a), van het Koninklijk besluit nr. 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de Nationale Paritaire Commissies voor andere beoefenaars van de geneeskunst of voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de Gewestelijke Paritaire Commissies;
Gelet op het verzoek van de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 23 april 2024;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve overeenkomst van 22 februari 2024, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen, over het stabiliseren van de honorariumsupplementen en afdrachten.

Art. 2. De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 mei 2024.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
F. VANDENBROUCKE


Bijlage 1
Collectieve overeenkomst van 22 februari 2024, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen, over het stabiliseren van de honorariumsupplementen en afdrachten
1. Toelichting
1. Op 12 mei 2022 werd door de NPCAZ een collectieve overeenkomst goedgekeurd over het stabiliseren van de honorariumsupplementen en afdrachten. Deze stabilisering gold vanaf 28 januari 2022 tot 30 april 2023. De betrokken collectieve overeenkomst werd op 28 april 2023 verlengd tot 31 december 2023. De betrokken collectieve overeenkomsten werden algemeen bindend verklaard door de Koninklijke Besluiten van 20 juli 2022 (B.S. 1 augustus 2022) en 11 juli 2023 (B.S. 2 oktober 2023).
2. Door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid wordt voorgesteld om een standstill te voorzien in de loop van het jaar 2024.
Hierbij neemt de minister akte van de financiële situatie van de ziekenhuizen, zoals aangetoond door de MAHA-analyse van het jaar 2022 en de extrapolatie ervan voor het jaar 2023. De meest belangrijke verklarende factoren hebben betrekking op de toegenomen kosten voor de basisuitrusting van de ziekenhuizen, zoals de ICT-infrastructuur en de energiekosten die volgens de sector onvolledig gecompenseerd werden door de toegekende energieprovisie van 80 mio EUR.
De minister herinnert er terzelfdertijd aan dat over de lopende regeerperiode, substantiële investeringen werden gerealiseerd in het ziekenhuisbudget. De reële stijging van het Budget Financiële Middelen, abstractie gemaakt van de indexering in die periode, bedraagt tussen 2019-2024 afgerond 15 %, terwijl in dezelfde periode de reële toename van het BNP 6 % bedroeg. De betrokken stijging heeft onder meer te maken met het feit dat er belangrijke financiële inspanningen werden mogelijk gemaakt met betrekking tot het zorgpersoneel, zowel wat op het vlak van hun verloning als op het vlak van het aantal tewerkgestelde personeelsleden betreft.
Ten slotte herinnert de minister eraan dat bijkomende middelen ten belope van 262 mio EUR in 2023 eenmalig aan de ziekenhuizen werden toegekend om de energieschok op te vangen via een bijkomende tegemoetkoming van 80 mio EUR voor de energiefactuur enerzijds en via een vermindering van de patronale bijdragen met 7,07 % in het eerste semester 2023 anderzijds.
Dit neemt evenwel niet weg dat om de financiële situatie van de ziekenhuizen te verbeteren bijkomende inspanningen noodzakelijk blijven om het hoofd te bieden aan de toegenomen werkingskosten. Inzonderheid lijkt een bijkomende ondersteuning aangewezen met betrekking tot de kosten die verband houden met informatica en cybersecurity.
Het voorstel tot verdeling van voornoemde ondersteuning onder de ziekenhuizen zal aan de FRZV voor advies worden voorgelegd. Hierbij zal ook reglementair worden voorzien dat de aanwending van voornoemde ondersteuning van reëel aangetoonde kosten niet reeds het voorwerp uitmaakt van enige afhouding van de honoraria van de ziekenhuisartsen. De bedoeling van deze voorwaarde is het vermijden van dubbele financieringen voor dezelfde kosten.
Het vrijmaken van voornoemde middelen aan de ziekenhuizen is afhankelijk van de verbintenis om de overeenkomsten met betrekking tot de inhoudingen bedoeld in artikel 155 § 3 en 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen en die betrekking hebben op verstrekkingen waarvoor honoraria werden vastgesteld in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging niet te wijzigen voor zover deze voortvloeien uit de toepassing van de `standstill' met betrekking tot de ereloonsupplementen. Dit belet niet dat aanpassingen inzake de afdrachtenregeling kunnen worden doorgevoerd voor zover deze in onderlinge overeenstemming tussen de medische raad en de beheerder worden beslist. De in deze collectieve overeenkomst voorziene bepaling is identiek als degene die was voorzien in de collectieve overeenkomst van 12 mei 2022.
3. Met het oog op het behoud van de `standstill' in 2024 neemt de NPCAZ akte van het engagement van de minister om ten laatste tegen eind april na te gaan of binnen een neutraal budgettair kader - d.w.z. zonder besparingen op de lopende uitgaven van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen noch van het budget van de geneeskundige verzorging- middelen kunnen vrijgemaakt worden om verder te remediëren aan de toegenomen werkingskosten.
4. Betwistingen over de afdrachten kunnen voor bemiddeling aan de NPCAZ worden voorgelegd in toepassing van artikel 2, tweede lid, c) van het Koninklijk Besluit nr. 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen.
5. Parallel met de `standstill' met betrekking tot de afdrachten is het noodzakelijk met de verschillende betrokken partners in de loop van 2024 voorstellen uit te diepen met betrekking tot de problematiek van de ereloonsupplementen in de ziekenhuizen.
Met het oog op het tot stand brengen van een gelijk speelveld voor alle betrokken partijen zal hierbij aandacht worden besteed aan volgende elementen:
• het reguleren van het nominaal bedrag per verblijf van de aan de sociaal verzekerden - op wie de bepalingen van de Belgische verzekering voor geneeskundige verzorging van toepassing is - aanrekenbare honorariumsupplementen en de uitwerking van billijke en niet-discriminatoire compensatiemaatregelen ter zake die noodzakelijk zijn om het financieel evenwicht van de ziekenhuizen niet in het gedrang te brengen; er moet verzekerd worden dat ingrepen met hoge kosten voor het ziekenhuis financieel haalbaar blijven;
• het realiseren van een grotere transparantie naar de patiënt;
• het verwerven van inzicht in de afdrachten op de ereloonsupplementen en de aanwending ervan.
Wat de regulering van het nominaal bedrag per verblijf betreft is het wenselijk de discussies die in de schoot van de ad hoc overlegstructuur ziekenhuishervorming werden gevoerd nader te concretiseren.
Wat de transparantie naar de patiënt moet gewezen worden op de bepalingen van artikelen 98 en 152 van voornoemde wet van 10 juli 2008 en het K.B. van 17 juni 2004 betreffende de verklaring bij opname in een ziekenhuis. In toepassing hiervan is de digitalisatie van de procedure van mededeling van de maximumtarieven aan het RIZIV en de NPCAZ opgestart (OMZ. ZIE. 2023/7). In dit kader is voorzien dat de ziekenhuizen de maximumtarieven op het niveau van het ziekenhuis moeten meedelen en op het niveau van de ziekenhuiscampus en op dienstniveau kunnen meedelen. Met het oog op een maximale transparantie voor de patiënt lijkt het aangewezen om een zo precies mogelijke informatie te kunnen verschaffen. Desgevallend kan het voornoemd K.B. van 17 juni 2004 worden aangepast in overleg met de sector. Volledigheidshalve moet worden vermeld dat deze informatie krachtens artikel 30/2 van voornoemde wet van 10 juli 2008 op de internetsite van het ziekenhuis moet worden vermeld.
Wat de afdrachten op de ereloonsupplementen en de aanwending ervan betreft, zal binnen de schoot van de NPCAZ een werkgroep worden opgericht. Deze werkgroep heeft tot doel een beter inzicht te bekomen in het aandeel van de honorariumsupplementen dat rechtstreeks ten goede komt van de artsen en het aandeel dat bestemd is voor de ziekenhuisactiviteiten.
Ten slotte wordt in het kader van de standstill een zekere flexibiliteit voorzien wanneer de maximumtarieven aan ereloonsupplementen lager zijn dan 150 %. Voor zover het bedrag van de in punt 2 voorgestelde specifieke ondersteuning voor deze ziekenhuizen kleiner zou zijn dan het bedrag dat voortvloeit uit het optrekken van de maximumtarieven van de ereloonsupplementen tot 150 % wordt het toegestaan om vanaf 30 juni 2024 het thans toegepaste percentage op te trekken. Hierbij wordt tevens voorzien dat de betrokken aanpassing uitsluitend bestemd is voor de financiering van ziekenhuisactiviteiten veroorzaakt door medische prestaties die niet door het budget worden vergoed en waarvan de bestemming wordt vastgesteld op basis van reële kosten in onderling akkoord tussen de beheerder en de medische raad.
Voor 30 april 2024 zal over de stand van werkzaamheden met betrekking tot de problematiek van de ereloonsupplementen verslag worden uitgebracht in de ad hoc overlegstructuur ziekenhuishervorming. Vanaf de periode van lopende zaken zullen de besprekingen worden verdergezet in de schoot van een werkgroep van de NPCAZ. De ad hoc overlegstructuur zal op de hoogte worden gehouden van de werkzaamheden.
Parallel hiermee wordt in dezelfde periode in de schoot van NCAZ ook gewerkt aan de uitvoering van de verbintenissen die op het vlak van ereloonsupplementen op ambulante prestaties werden voorzien in het nationaal akkoord artsen-ziekenfondsen van 19 december 2023.
Beide commissies zullen op regelmatige tijdstippen met elkaar informatie uitwisselen over het verloop van de werkzaamheden en in voorkomend geval met elkaar overleggen en afstemmen.
6. De partijen verbinden er zich toe om onder deze voorwaarden in 2024 de `standstill' op het vlak van de afdrachten en ereloonsupplementen verder te zetten.
Tot slot verbinden de partijen zich ertoe om in 2024 de sereniteit en coherentie in de debatten over deze problematiek te verzekeren en samen te werken aan verdere structurele maatregelen zoals beoogd door de ziekenhuishervorming.
2. Tekst van de collectieve overeenkomst

Artikel 1. De maximumtarieven van de ereloonsupplementen bedoeld in artikel 152 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen mogen tot en met 31 december 2024 niet hoger liggen dan de maximumtarieven vervat in de algemene regeling van het ziekenhuis op het ogenblik van het afsluiten van deze collectieve overeenkomst.

Art. 2. In afwijking van artikel 1 kunnen de maximumtarieven van de ereloonsupplementen die voorzien zijn in de algemene regeling van de ziekenhuizen en die op het ogenblik van het afsluiten van deze collectieve overeenkomst lager liggen dan 150 % vanaf 30 juni 2024 worden opgetrokken tot dit percentage op voorwaarde dat in de algemene regeling werd voorzien dat de aanwending van de afhoudingen van de honoraria die voortvloeien uit de betrokken aanpassing van het maximumpercentage van de ereloonsupplementen in 2024 uitsluitend betrekking heeft op de financiering van ziekenhuisactiviteiten veroorzaakt door medische prestaties die niet door het budget van de financiële middelen van de ziekenhuizen worden vergoed. De betrokken financiering wordt vastgesteld in onderling akkoord tussen de beheerder en de medische raad op basis van reële kosten.

Art. 3. De overeenkomsten met betrekking tot de inhoudingen bedoeld in artikel 155 § 3 en § 4 van voornoemde wet van 10 juli 2008 die betrekking hebben op verstrekkingen waarvoor honoraria werden vastgesteld in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging kunnen tot en met 31 december 2024 niet worden gewijzigd, voor zover deze wijzigingen voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van artikel 1 en onverminderd de toepassing van artikel 2, tweede lid van het Koninklijk Besluit van 12 juli 2023 tot vaststelling van de normen voor de aanrekening en evaluatie van de kosten op de centraal geïnde honoraria in toepassing van artikel 155 § 3 van de ziekenhuiswet.

Art. 4. Deze overkomst kan onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 7 van het K.B. nr. 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen worden opgezegd vanaf 30 april 2024 indien wordt vastgesteld dat binnen de bestaande budgetmechanismen voor het jaar 2024 geen betekenisvol pakket aan bijkomende middelen zal worden toegekend aan de ziekenhuizen voor de financiering van de toegenomen werkingskosten. De betrokken opzegging treedt in werking op 30 juni 2024.
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 3 mei 2024 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard het addendum van 28 april 2023 aan de collectieve overeenkomst van 12 mei 2022, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen, over het stabiliseren van de honorariumsupplementen en afdrachten.

 

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
CAPTCHA
1 + 6 =
Los deze eenvoudige rekenoefening op en voer het resultaat in. Bijvoorbeeld: voor 1+3, voer 4 in.
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.
2024.095

NPCAZ: FAQ i.v.m. CO ASO

Naar aanleiding van enkele recente discussies in de NPCAZ over de collectieve overeenkomst van 21 december 2023 heeft de FOD Volksgezondheid dit vademecum met FAQ gepubliceerd.

2024.094

Trombectomie bij CVA: alleen nog vergoeding in inrichtingen met erkenning als gespecialiseerd zorgprogramma

 

Op 28 juni 2024 werden twee KB’s gepubliceerd i.v.m. nieuwe nomenclatuur voor trombectomie bij CVA. Zij treden in voege vanaf 1 augustus a.s.

Vanaf dat moment kan de verstrekking 588991-589002 alleen vergoed worden, indien ze verricht wordt in een inrichting die erkend is als gespecialiseerd zorgprogramma “acute beroertezorg met invasieve procedures”.

Hierna vindt u tekst van de beide KB’s en de pdf als bijlage bevat de voorbereidende nota van de NCAZ.

 

2024.093

‘Ozempic-verbod’ verlengd tot 28 februari 2025

 

U herinnert zich vast nog wel dat toenmalig minister Vandenbroucke in november 2023 beperkingen heeft ingevoerd op het voorschrijven van GLP-1-analogen.

Zie https://asgb.be/node/28718.

Die maatregel was van tijdelijke duur (tot 31 aug a.s.) maar er werd direct ook voorzien dat hij verlengd kon worden.

Dat is nu dus gebeurd aan de hand van een op 28 juni jl. gepubliceerd KB. Deze verlenging geldt tot 28 februari 2025.